Vorige week was ik in een congrescentrum naast het
Amsterdamse Centraal Station op een seminar met indrukwekkend thema: ‘Zelfdoding
door pestpraktijken op het werk’. De bijeenkomst was bedoeld om
vertrouwenspersonen en HRM-managers te doordringen van de ernst van deze zaak.
Het precieze aantal werkgerelateerde suïcides is niet
bekend. Bedrijven lopen niet graag te koop met hun scores op dit gebied, bang
voor imagoverlies. Een ruwe schatting is er wel: jaarlijks maken tussen de 100
en 250 mensen een einde aan hun leven als gevolg van pesterijen op het werk.
De pauze halverwege was genoeglijk. Koekje, praatje. Op
die tiende verdieping stonden we relaxed samen, hoog en droog. Alles kan een
mens gelukkig maken; een vers kopje thee.
En toch… uitkijkend over al die daken… kon ik het niet
laten het me af te vragen. Hoeveel mensen daar beneden slepen zich met tegenzin
naar hun werk, dag in dag uit? Niet omdat ze het zo druk hebben. Hard werken,
daar gaat niemand dood aan. Nee, veel meer omdat ze elkaar pesten, manipuleren,
chanteren. Elkaar het leven onmogelijk maken!
Het ergste is groepsgedrag. Met z’n allen tegen één; het
mikpunt, de pispaal. Altijd iemand die zich niet zo goed verweren kan, iemand
die een beetje anders is dan de rest.
Om het nog een graadje erger te maken; het werk is niet
de enige slangenkuil. Het schijnt dat ieder jaar zo’n 1600 mensen overgaan tot
die laatste drastische daad. Een alarmerend groot getal, vooral als je het omrekent
naar het gemiddelde per dag: ruim vier!
Er is geen strafmaat voor zelfmoord. De pleger heeft de
hoogst denkbare veroordeling al gekregen: de doodstraf. En de echte ‘daders’?
Die gaan meestal vrijuit.
Een column moet je altijd een beetje positief eindigen,
anders houden lezers zo’n nare nasmaak. Of haken ze halverwege af. Voor wie er
nog is, hier komt de vrolijke switch.
Op weg naar huis in de trein kwam er een jongen naast me
zitten, ook al waren bijna alle banken leeg. Hij glimlachte, keek naar mijn
telefoon waarmee ik even snel een Sms’je verstuurde en begon een geanimeerd
gesprek. Over internet en smartphones en de nieuwste ICT-techniek.
Het kostte moeite zijn spraakwaterval te onderbreken om
te vragen hoe hij dit allemaal wist.
Het antwoord kwam met een blije lach: hij was
helpdeskmedewerker bij een telecombedrijf.
“Ik geniet ervan mensen te helpen, en ik heb best veel
geduld.”
Zijn wat robotachtige manier van praten stuurde me
onvermijdelijk in een bepaalde richting.
Mensen met autisme concentreren zich vaak vol vuur op één
ding en gáán daar voor. Was hij daarom zo geknipt voor deze baan?
Mijn vraag of het nooit saai werd, pareerde hij met overtuigingskracht
en een ontwapenend eerlijk argument. Hij was ‘obsessief compulsief’.
Bij het uitstappen, legde hij kort zijn hand op mijn arm
en sprak: “Weet je dat ik nog een talent heb? Ik voel of mensen goed zijn of
niet”.
En ... gek of niet... ik was eigenlijk best een beetje
trots.
Nawoord:
10 oktober 2012 is de internationale Dag van de Psychische Gezondheid.
Er rust nog steeds een taboe op psychische problemen. Misschien is zo’n dag een mooi moment je te realiseren dat sommige mensen het soms een beetje extra moeilijk hebben. Dat zou meer levensgeluk creëren en... minder levens veel te vroeg eindigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten