zaterdag 31 december 2011

Ont-moeten en flexibili-tijd, mijn wens voor 2012.

“Today is the First day of the rest of your life.”
Deze misschien wel mooiste spreuk die ik ken, hangt hier aan de muur. Nee, niet op zo’n Delfts blauw tegeltje, maar steekje voor steekje geborduurd door mijn oma. Toen zij tien jaar terug overleed, was dat schilderijtje de tastbare herinnering die ik graag wilde erven. En kreeg!

Ik was dolblij, want vond dit een mooi teken aan de wand van positief leven. Wat is er hoopvoller dan iedere dag opnieuw de kans om ermee te beginnen?
Maar waarmee eigenlijk?
Vooral een Beter Mens te worden.
Maar… beter dan wat? Is het niet al goed zoals het is?


En toch, ieder jaar is er wéér zo’n dag om het roer om te gooien. De jaarwisseling, het ultieme moment om je te laten verleiden tot het maken van iets wat bijna automatisch lijkt te horen bij het duo oliebollen en bubbelwijn: goede voornemens.

En ik ben duidelijk de enige niet. Afvallen, onthaasten, uitroken, afbouwen, ontstoppen en vooral uitbannen van al die slechte gewoonten…. velen hebben er de mond van vol. Alleen jammer dat je nu al bijna de nare nasmaak van het mislukken van al die goede bedoelingen kan proeven.
Maar nog even een stapje terug: de hinkstapsprongroute zelf. Want waar eindigt het pad van goede voornemens ook alweer?

Zo’n strak stappenplan lijkt op het eerste gezicht een stimulans om de bakens te verzetten, maar die helletocht van ellenlange lijsten geeft ook bitter weinig ruimte om af te wijken van het pad. Terwijl de zijweggetjes juist zo vaak de mooiste vergezichten geven, vooral omdat je er even kan blijven staan om van het hemelse uitzicht te genieten.

Met die gedachte in het hoofd doe ik er dit jaar niet aan, goede voornemens. Of ja, eigenlijk toch wel. Eentje! Ont-moeten. Wat een tijd maakt dat vrij voor de dingen die er echt toe doen. Flexibili-tijd.

En nou maar hopen dat het niet bij dromen blijft, maar dat het er ook echt van komt.
Moet ik om dat waar te maken misschien ook eens gaan borduren?
De spreuk heb ik al:
“The best way to make your dreams come true is to wake up.”

dinsdag 20 december 2011

GELUKSGARANTIE? PROOST!


Eén keer per jaar komt er nog zo’n ouderwetse berg post. Alle digitalisering op een stokje, de goede wensen als lichtpuntjes in de donkere dagen voor kerstmis horen handgeschreven.
Bij bossen rollen ze in de brievenbus, de kerstmannen, kerststerren en sneeuwpoppen met zalige, vrolijke, bruisende en zelfs gezegende kerstdagen als bijbehorende tekst. Er is één bindende factor -  soms geschreven als twee, soms als drie woorden - : ‘gelukkig nieuw jaar’.

Klinkt mooi, maar wat koop je nog voor zo’n standaardrecept? Zo’n ongebreideld breed begrip met weinig gevoelswaarde? Want ja, wat IS het precies, geluk?

Tegenwoordig zijn bruisende belevenissen op de bon. Steeds meer gulle gaven veranderen in een voucher, goed voor… een half uur in een luchtballon, high tea’en in een toren, of een chocoladedip voor je hele lijf. Zou’ie er ooit komen, de waardecheque voor geluk? Ik heb’m nog niet gezien op Marktplaats. Maar misschien heb ik niet goed genoeg gezocht?

Tot die tijd blijft het piekeren wat ik mijn dierbaren moet wensen.
Alles kunnen kopen wat je hebben wilt?
Nee, wat zei mijn oma altijd? “Het bezit van de zaak, is het einde van het vermaak.”
Alles kunnen eten wat je wilt, zonder een grammetje aan te komen?
Nee, want daarmee verdwijnt de uitdaging van drie pond minder op de waagschaal die lijnen heet.
Altijd vrij zijn?
Nee, dat maakt het leven saai.

Een passende wens lijkt dus: een bescheiden beurs, een hongerdieet en een drukke boel in 2012. Alleen ben ik bang dat ik dan volgend jaar geen vriend meer over heb om een kaart aan te sturen.

Nee, mijn wens (ook voor mezelf) is dat we niet, zoals de Engelsen het zo mooi formuleren, alles ‘for granted’ aannemen en beseffen dat geluksgaranties niet bestaan. We moeten onszelf een beetje blijven inspannen. Is het gek dat mijn gedachten daarbij vervliegen naar die lekkere wijn uit Zuid-Afrika met die leuke titel op het etiket: Soek die geluk?
Welnee, want dát wordt mijn wens voor het nieuwe jaar.
Proost!




dinsdag 22 november 2011

Steunkousen

Het is zo mistig dat ik pas op een paar meter afstand de donkere gestalte links van de weg kan onderscheiden. Gehuld in een diepdonkerblauwe, vormeloze mantel en het hoofd verscholen onder een zwarte omslagdoek ziet mijn Turkse vriendin Feriha er authentieker uit dan ooit. Met een zucht laat ze zich op de rechtervoorstoel zakken, haar handen houvast zoekend aan het railsje langs het autodak. Het is duidelijk, steunkousen zijn hard nodig.



Voor de zekerheid laat ik haar nog even het adres opnoemen, Mirandellastraat nummer 153. Een kwartiertje later parkeren we bijna voor de deur. Een stukje verderop laat net een taxichauffeur zijn passagier uit.

Verbaasd constateren we dat zij nog steeds buiten staat, als wij - in traag tempo – komen aanschuifelen. Voor de zekerheid druk ik ook nog even op de bel. Drie keer, en op allebei, de witte en de zwarte. Geen teken van leven, de deur blijft hermetisch dicht.
Ook dat bordje ´chiropractor´ doet niet direct een belletje rinkelen. Pas langzaam dringt het tot me door dat ´kraken´ weinig te maken heeft met steunkousen. En dat er niet alleen een Mirandellastraat maar ook een Mirandellahuis is, en wij ons dus op de verkeerde locatie bevinden.

De per taxi gearriveerde mevrouw is zo´n typisch Indonesische deftige dame met een zweem vergane glorie om zich heen. Er is weinig fantasie voor nodig om haar statig te zien zitten achter de tulen klamboe, wenkend naar de baboe om de theeceremonie te voltrekken. De vanzelfsprekendheid waarmee ze mijn aanbod om haar ook even naar het andere adres te rijden, aanvaardt, bevestigt dat beeld.

Zij aan zij op de achterbank zien beide vrouwen er weer been in. Niet gehinderd door hun Turkse en Indische achtergrond worden ervaringen met Nederlandse doktoren luidkeels uitgewisseld. Vanaf het dashboard wijst een Vlaamse stem me de weg naar het nieuwe adres. Hoe multiculti.

Even later zitten we met z´n drieën in de hal van het zorgcentrum. Een toplocatie voor een klantenkring van steunkousgebruikers.
Als Feriha wordt opgehaald, raakt de Indonesische dame wat van slag. “Ik had toch eerder een afspraak? Ik moet naar huis, want zo meteen krijg ik mijn hulp.”
Nerveus haalt ze iets ter grootte van een lunchtrommeltje tevoorschijn. Pas als ze daarop fanatiek begint te drukken, begrijp ik wat het is. Haar mobiele telefoon, waarschijnlijk zo´n seniorenmodel met extra grote toetsen. Alleen jammer dat ze het nummer in het minuscule adresboekje niet goed kan lezen.

Net als ik wil aanbieden even te helpen, komt mijn Turkse vriendin weer tevoorschijn, haar gezicht één groot vraagteken.
“Volgende week moet ze terugkomen,” snijdt de kousprofessional haar verbaal de pas af. En dan is de volgende aan de beurt.
“Ga jij mij bellen?” vraagt Feriha nog even. Haar welbekende vriendelijke glimlach wordt beantwoord met haastig schudden. Belt u niet, wij bellen u.

Helemaal begrijpen doet ze het niet, mijn Turkse vriendin, en dat snap ik best. Onderweg in de auto leg ik uit dat deze keer haar maten zijn opgenomen en dat ze binnenkort een uitnodiging krijgt op de kousen op te halen.
“Ga jij weer mee dan?” vraagt ze. Een zinnetje dat ze inmiddels feilloos beheerst.

We hebben elkaar leren kennen omdat ik haar zou steunen bij haar taallessen voor de inburgering. Inmiddels is mijn taak zover uitgedijd als de dikke bobbels op Feriha’s benen, waarvoor ze nu die medische kousen nodig heeft. Maar ach, als het even kan, probeer ik weleens wat in te passen. Een vreemde taal leren is lastig, maar dat geldt zeker ook voor het passen in een nieuwe cultuur. Beide gaan nu eenmaal stap voor stap.




vrijdag 4 november 2011

Dûh!

Een installateur van verwarmingssystemen koos voor klantenbinding via een nieuwsbrief, huis aan huis verspreid. Vóór het koude seizoen moest die bij 50.000 adressen op de mat liggen, dus er was wat druk op de ketel. Op het laatste moment koos hij voor een bundeling van louter technische informatie over cv’s. Voordeliger, maar minder persoonlijk en ik vraag me af zijn klanten daar een warm gevoel van kregen.



Nog meer kan ik mijmeren over de toekomst van het schrijversvak over de gehele linie. Duidelijk, het schoonschrift van de monniken is al eeuwen geleden afgeschreven. Een paar jaar terug oefende ik nog eventjes, samen met een Tekstnetcollega, met de ganzenveer in het Letterkundig Museum in Den Haag, louter voor de lol. Maar hoe zit het met de edele schrijfkunst met Word? Wordt dat ook iets van oude beroepen en dingen die voorbij gaan?

De tijd dat de (dagblad)journalist tot de notabelen van de maatschappij behoorde, ligt mijlenver achter ons. Met internetforums en weblogs is er voor iedereen een spreek- en schrijfpodium. Met twitter zijn tweets beperkt tot 140 tekens en in SMS-taal moet alles krt & krchtg.

Vroeger had ik weleens woorden met een designer, omdat mijn tekst precies moest passen in de blokjes die hij had bedacht. Tegenwoordig lijkt tekst nog veel meer een rekbaar begrip. Websitebouwers bieden een zee aan ICT-service, maar de inhoudelijke vulling van de website?
“Och, dat maakt niet zoveel uit.” Edoch, wat betekent dat voor de kwaliteit?

Is de tijd dat er waardering was voor goed geformuleerd tekstwerk echt voltooid verleden tijd? Tot op heden heb ik dat niet kunnen geloven. Niet willen geloven. En waar een wil is, is een weg.
Wie schrijft die blijft, daar moet tegenwoordig simpelweg een woordje bij: bij.
Onder die noemer ‘bijblijven’ vallen bondige berichten, het besef dat kort, krachtig en kernachtig ook prachtig kan zijn. Maar ook dan is er nog behoefte aan iemand die de schrijfkunst verstaat, de d- en t-regels kent en niet te vergeten de lidwoorden.

Gisterenavond werd het achteloos gepresenteerd, tussen neus en lippen door, op het nieuws. Het gaat verdwijnen. Wat? Het! Binnenkort mogen alle woorden met het lidwoord ‘de’.
De gedachte die toen even opborrelde, is weer te geven in zegge en schrijve één woordje, helemaal van deze tijd: dûh!

maandag 31 oktober 2011

Klok & klepel


Zomertijd, wintertijd. Ik raak altijd een beetje van slag als het weer tijd is om de wijzer een slagje vóór- of achteruit te draaien.

Het heeft jaren geduurd voordat het eindelijk tot me doordrong wanneer we een sprong voorwaarts of juist achterwaarts moeten maken. Met het ezelsbruggetje (voorjaar vooruit, najaar achteruit) is dat nu allemaal onder controle. Maar dat betekent niet dat mijn persoonlijke tijdschema ook meteen goed staat afgesteld.

Het voelt een beetje als jetlag op vaderlandse bodem, dat reizen door de tijd. Wat is het nou helemaal, dat ene uurtje? Vier kwartiertjes. Zestig luttele minuten. En toch raakt mijn ingebouwde klok er volledig van in de war.

Het begon al vanmorgen bij het opstaan. Dat zou extra vroeg moeten gebeuren, toch? Met de klok een uur terug in de tijd. Maar in plaats van vroeger, werd ik juist later wakker dan normaal. Half acht, dus eigenlijk half negen in het oorspronkelijke scenario. Zo laat kom ik zelfs in het weekend, na een laat wijntje op de bank, niet eens uit bed. À la klok en klepel is mijn bioritme volledig de kluts kwijt.

En wat te denken van het gelijkzetten van al die klokken in huis? En niet te vergeten die van de autoradio? Door al dat werk is dat uurtje extra dubbel en dwars gevuld, dus veel wijzer word je er niet van.

De hele dag houd ik het gevoel van achter de feiten aanhollen. Oneerlijk! Ik heb nog recht op genieten van dat extra uur. We gaan gewoon vroeger eten, dan is de avond lekker lang. Fluitend sta ik even later aan het aanrecht, scheef oog op de keukenklok, nog prettig vroeg. Als ik de vaatwasser inruim is dat nog steeds zo. Het lijkt wel of de tijd heeft stilgestaan. Wat denk je? De batterij van de keukenklok is leeg!

dinsdag 25 oktober 2011

Geluk heb je zelf in de hand

Helemaal niets begrijp ik ervan, het geweeklaag om me heen. Mensen die hun baan verliezen. Mensen die de huur of hypotheek niet langer kunnen betalen en het risico lopen op straat te belanden. Werklozen die er maar niet in slagen een leuke baan te vinden. En wat te denken van dat gezeur over de ellenlange wachtlijsten voor medische zorg.



Het leven is één groot succesnummer als je je mailbox maar goed in de gaten houdt. Dagelijks stromen ze binnen, de aantrekkelijke aanbiedingen. Banen in allerlei soorten en maten, in Nederland of in de hele EU. Voor een habbekrats aan geïnvesteerde uren kans op een riant salaris. Dat komt mooi uit, want voor 40% korting kan ik kiezen uit een rijk aanbod aan reizen naar Amerika.
En tussendoor win ik ook nog even die cursus fotografie, met gratis inbegrepen digitale camera van 10,2 megapixels. Ik was zelfs al vergeten dat ik me had aangemeld voor die fantastische prijs.

Mij wordt alles in de schoot geworpen, ik hoef er de deur niet eens voor uit.
Dolblij dat er geen nee-sticker bestaat voor de mailbox. Hoezo gezeur over spam? Ik ben zo blij als blik; met die met accolades versierde berichtjes wordt het leven één groot feest.

Net kwam er weer zo’n prachtig aanbod.
“Onze voorselectie bevestigt dat uw e-mailadres een hele grote winkans bezit en u de auto van uw dromen mag uitkiezen.”
Joechei! Alleen, best lastig welke nou het beste bij me past. De BMW 1-serie, de Audi A3 of de Volkswagen Polo. Veel bedenktijd is er niet, bovendien lijkt het zo ondankbaar als ik niet snel reageer.

Oh ja, deze week kreeg ik ook nog een aanbieding voor een operatieve ingreep. Zelfs drie keer achter elkaar. Het laten verlengen van een lichaamsdeel dat ik niet eens heb. Dat veroorzaakte eventjes wat twijfel. Maar daar moet je niet te lang bij stil blijven staan. Voor die droomauto heb ik nog een weekje om me aan te melden, maar vandaag is mijn winkans het grootst. Opschieten dus. Geluk moet je een handje helpen. Dat heb je zelf in de hand.


dinsdag 18 oktober 2011

Zoek jezelf

Veel make-up gebruik ik niet. Het is verleidelijk om hierbij een ideëel verantwoord standpunt te lanceren over het me niet willen verschuilen achter een masker. Maar de naakte waarheid is dat ik er vooral te ongeduldig voor ben, dat gepiel met die kwastjes.



Bij beter ‘uit de verf’ komen denk ik meer aan de binnenkant. Hoe je overkomt vanuit je eigen ik, zeg maar. Samen met OK-hoofden op een congres doe ik ‘inwendig onderzoek’ naar zelfbeeld, tijdens de stimulerende workshop, getiteld: vergroot je overtuigingskracht. 

Na een staaltje stevige theorie over de werking van ons brein (ter plekke ontleed in prefrontale cortex, amygdala en hippocampus, gelukkig alleen met woorden) is het tijd voor uitdokteren in de praktijk. Hoe kom ik over? Vriend of voorbeeld? Koning of knecht?

De leider neemt het woordje ‘work’ nogal letterlijk en laat de aanwezigen rondlopen om elkaar in te schatten. Puur intuïtief. Tjsa, dat is de kracht van de eerste oogopslag en brengt meteen een sfeertje van saamhorigheid in de groep. Tenslotte dolen we allemaal met dezelfde vraag door de zaal: wie ben ik? Maar als je, zoals ik, in alle rollen zo’n beetje even vaak wordt afgeschilderd, raakt je zelfbeeld juist helemaal getroebleerd. Of wie weet ben ik gewoon een veelzijdig type? ; - )

De tip over ons stemgebruik maakt het allemaal nog verwarrender. Hoe lager onze stem, hoe meer overtuigingskracht. Dat betekent: buik uitzetten voor een grote klankkast. Had ik altijd gedacht dat je beter kan imponeren door je buik in te houden.

Door iemand achter me wordt het vragenrondje benut door het informeren van de waarde van kleding voor je uitstraling. Alleen voor de vorm blik ik even over mijn schouder om bevestigd te zien wat ik eigenlijk al wist. De vragenstelster is de vrouw (correctie: dame) in het peperduur ogende mantelpak. Het antwoord over de combinatie van uiterlijk en je ware kern glijdt langs haar dure designsjaal op de grond. Maar het is wel aan haar vraag te danken dat de workshopleider erop inhaakt met een laatste advies om het beste over te komen: gewoon jezelf blijven.

Nou, dat gaat vast lukken. Alleen… wie dat nu eigenlijk precies is? Dat is een vraag voor het betere buikgevoel.



maandag 17 oktober 2011

IJstijd

Half oktober. Hemelsblauwe lucht en een dagtemperatuur die de 20 graden nog weet te ontstijgen. Zo’n weekenddag die de benaming ‘zóndag’ echt verdient. De lange parkeerfile bij de Oostvaardersplassen illustreert het al: velen willen nog even profiteren van die koesterend warme stralen, die voorlopig de laatste kunnen zijn.




Het natuurgebied tussen Almere en Lelystad nodigt uit tot losbreken. Uit nabije en verre omgeving stromen bezoekers toe om zich even één met de natuur te wanen. Met aan hun camera geschroefde telelenzen van een halve meter lengte, soms achter zich aantrekkend in een golfkarretje, verschansen ze zich in het al wat kalende struikgewas voor het schieten van het steigerende silhouet in stilstaand beeld van een van de vele Konikpaarden. Je moet weten dat dit het ‘oerpaard’ is om er iets bijzonders aan te ontdekken. Of hooguit dat deze dieren in draf hun benen zo sierlijk optillen dat ze van nature de tred van Anky van Grunsven benaderen.

Serieuzer nog de sfeer in de speciale schuilhutten, waar fotofanatici hun lens door gluursleuven schuiven voor een ‘lucky shot’ van een landende lepelaar. In schemer worden stemmen gedempt tot eerbiedig gefluister als in een kerk, maar de religieuze meerwaarde van de natuur lijkt op te lossen zodra iedereen huiswaarts keert met luid geknal van autodeuren en achterkleppen, en startende motoren.

Als de rust is weergekeerd, blijft hij achter. Meneer Bakema, acht uur ’s morgens al op zijn vaste plek in de betonnen bunker. Het imponerend lange objectief in de aanslag, voor het met mitrailleursnelheid vuren op Het Juiste Moment. Geen enkel vluchtschema, maar de stellige overtuiging dat het ieder moment gebeuren kan: het neerstrijken van die zeldzame lichtblauwe schoonheid, de ijsvogel, op die ene tak.

IJsberend in zijn grot, waar geen enkele zonnestraal door de spelonken binnendringt, een zak krentenbollen en een thermoskan koffie als enige gezelschap, geeft Bakema ‘pluk de dag’ een eigen invulling. Brengt een visser na een hele dag dobberstaren nog weleens een emmertje vis mee naar huis, zijn jacht naar de schat eindigt bijna steevast met lege handen. En ik vrees dat het aan de haak slaan van een vrouw ook nog niet is gelukt. Uit solidariteit maak ik ook een plaatje van diezelfde tak.
De enige keer dat ik ooit een ijsvogel in het echt zag, heb ik maar verzwegen; niet eens in levende lijve, maar doodgebeten, tussen de kaken van mijn trotse kater.


woensdag 12 oktober 2011

Circle of life

Als de dag van gisteren herinner ik’m me nog, de ansichtkaart op de mat in mijn nieuwe huis. Het huis van de man met wie ik mijn leven zou gaan delen; dat was de bedoeling.
De dag nadat ik was ingetrokken, ging hij er vandoor.



Nee, geen slecht voorteken, gewoon de werkplicht die nu eenmaal altijd vóór schijnt te gaan.

Het moet voor hem raar geweest zijn, een kaart te sturen naar een ander op dat vertrouwde adres. Ik was vooral benieuwd naar de tekst.
“Ze hebben hier perfecte kroketten.” En “Vergeet je de vuilnisbak niet buiten te zetten donderdag?”
Als ik’t goed heb, was dat het wel zo’n beetje.

Een ontwapenend eerlijke eerste toonzetting. Ik ben niet getrouwd met een rozen- en bonbonromanticus, en een aubade onder het balkon is al helemaal niet te verwachten. Maar ja, hij speelt dan ook geen gitaar. Er zijn gelukkig andere motieven om bij elkaar te blijven.

De rotzooi van het begin is eigenlijk nooit verdwenen. Oké, de verhuisdozen raakten langzamerhand uitgepakt, weer ingepakt, en weer uitgepakt… zo ongeveer. Maar echt netjes werd het nooit. Zijn schuld. De hoop hem ‘net zo gestructureerd als ik’ te maken, is ondertussen weggewaaid. Niet omdat ik er moe van ben geworden, veel meer omdat het me niet meer kan schelen. Mensen groeien naar elkaar toe in de loop der jaren.

Nu is hij weer op werkreis. Toen ik vanmorgen beneden kwam, struikelde ik over twee paar schoenen onderaan te trap (de mijne!). En voor ik de Senseo kon aanzetten, moest ik eerst de opgestapelde vuile vaat van gisteren een beetje opzij schuiven. Kennelijk ben ik ook meegegroeid.

Ansichtkaarten zijn uit. SMSjes zijn de ideale manier om toch, op afstand, contact te houden. Bij de ochtendkoffie piepte er eentje naar binnen.
“Gisteren zalig gegeten in het hotel. Oh ja, vergeet jij niet de groene container buiten te zetten?”

Eigenlijk is er toch weinig veranderd in de loop der jaren.
Is dat de kracht van een relatie met oog voor waar het allemaal om draait?
The circle of life: voedsel en vuilnis!


maandag 3 oktober 2011

Hector

Ze was een geboren dierenactivist. Niet zo eentje die Mac Donalds filialen in de hens stak of honderden nertsen de kou in stuurde die bedoeld waren voor warme winterjas. Nee, ze was meer het type dierenredder.


Lag er in het metrostation een duif gewond, dan joeg ze haar collega’s de schrik op het lijf door het luid koerende slachtoffer mee te nemenbnaar kantoor. Menig jonge merel redde ze na een mislukte luchtdoop uit de klauwen van de kat. En in de vluchtstrook zag ze een prima noodstop voor het oppikken van een klapwiekende meeuw uit de middenberm.

Bij de dierenopvang kenden ze haar al. Eigenlijk was ze een soort verlengstuk.

Toen ze op een zomeravond met drie dampende plastic zakjes van de Chinees over het viaduct naar huis reed, dook er naast haar auto een luid blaffende hond op. Met de snelweg onder zich overzag haar betrokken blik direct de situatie, zeker na de treurige reportage over uitpuilende dierenasiels. Mensen waren béésten!

Zonder aarzeling zwenkte ze de weg af, over het grintpad naar een boerderij. Weinig woorden waren nodig. Boer en boerin snapten direct de ernst van de zaak. Gedrieën keken ze tevreden hoe de hond lawaaiig stond te slobberen uit de plastic waterbak die hem was voorgezet. Wie weet hoe lang hij al in paniek had lopen rennen, de stakker.

GSM-gerinkel. Haar vriend, die belde waar ze bleef, wist ze in een paar seconden het zwijgen op te leggen. Er waren nu wel belangrijkere dingen dan koud geworden bami.
Overleg met het boerenpaar over vervolgstappen.

Op de achtergrond kwam een bromgeluid steeds dichterbij. Een man met klompen op een Puch, zijn gezicht omlijst door zo’n ouderwetse witte pothelm.
“Hector!”
Als een hazewindhond schoot het dier overeind, met één poot struikelend over de waterbak.
“Hij gaat niet meer helemaal mee naar m’n schapen, daarvoor is-e te oud.”
Een opgestoken hand als groet en weg was hij.
Samen met z’n trouwe hond.


maandag 19 september 2011

Paradijs in kleur

Hitler. Bij die naam denk ik aan uitgemergelde mensen achter prikkeldraad. Niet direct aan het paradijs. Toch heeft de bedenker van de concentratiekampen vast zoiets in zijn hoofd gehad bij dat andere grote bouwproject.

Vijfenzeventig jaar terug, op het Duitse eiland Rügen, verzon der Führer een badhotel dat zijn gelijke niet kent. In de tijd dat het woord ‘massatoerisme’ nog niet eens was uitgevonden, werd de eerste steen gelegd voor 10.000 kamers en vakantiepret voor 20.000 mensen. Strand voor de deur en alle kamers met zeezicht.

De Tweede Wereldoorlog vertroebelde het wonderschone perspectief. Voor bouwmaterialen was geen geld meer, en bouwers en toekomstige vakantievierders hadden wat anders omhanden en in het hoofd dan stenen stapelen en pootjebaden.

Hitlers KdF (Kraft durch Freude)-concept is nooit werkelijkheid geworden. Op het zachte zand aan de klotsende kust hebben zijn onderdanen zich nimmer neergevlijd. In de DDR-tijd deed het ‘hotel’ dienst als kazerne en noodhospitaal. Nu staat het er alweer tientallen jaren verlaten bij. Een toonbeeld van de tand des tijds; afgebladderd pleisterwerk en aangevreten beton.

Het spreekt tot de verbeelding, zo’n kolos van bijna zes kilometer lang. Konden we daarom de verleiding niet weerstaan om ons naar binnen te wringen door een slecht gebarricadeerde deur? De bordjes ‘strikt verboden’ te negeren? Ach, heeft Hitler ooit gevraagd of hij welkom was?

In schemer, door stof en spinrag, over versplinterde houten panelen en halfvergane gordijnen. Kruip door sluip door terug in de geschiedenis. Gebroken glas als scherp bewijs van een droom die in duigen viel.

Eenmaal gewend aan de macabere entourage durf je steeds een stapje verder. Een treetje hoger. Ergens halverwege het trappenhuis lijkt de gigantische omvang van het nazi-complex nog indrukwekkender, en de associatie met concentratiekampbarakken komt weer boven.

Als ik achteruitloop om naar beneden te gaan, kleurt het grijsgrauwe beton ineens zonnig geel. Het duurt even voordat ik het zie: glas-in-lood kleurt het plaatje in. Het gras diepgroen, de lucht hemelsblauw, precies zoals het zou moeten zijn.

Is het echt zo simpel om het paradijs voor te spiegelen? Maar net vanuit welk perspectief je het krijgt gepresenteerd? Die gedachte is doodeng. Glashelder!


woensdag 24 augustus 2011

Op zoek naar Mr Q

Als er een mysterieus type wordt gezocht, heet die vaak ‘Mr X’. Deze keer is het Mr Q die in het brandpunt van de belangstelling staat. Moammar al-Qadhafi, zoals hij zelf zijn naam het liefste spelt.



Het beantwoorden van de vraag of de grote kolonel van Libië nog leeft, is doodeenvoudig. Eén klik op Facebook en je staat op zijn profielpagina. Wat héét, zeven! Kadhafi, Kaddafi, Khaddafi, Khadaffi, Gaddafi, Gadaffi. En al-Qadhafi. Logisch, zo’n groot man doet niet minder. Zijn persoonlijke pagina’s vermelden het luid en duidelijk: this great leader can never die!

Maar waar is hij dan nu? Weer zo’n domme vraag! Eén muisbeweging in Google Earth en zijn locatie is gespot. De Libische leider (ahum, ex-leider) heeft zijn tenten opgeslagen in een zonovergoten oase in de Sahara. Van daaruit doet hij zijn toespraken, als roepende in de woestijn. Niks zelf poolshoogte komen nemen, maar inzoomen op de hoofdstad, de iPad in de hand. Lekker zand in de ogen strooien van zijn volk.

Er is geen sprake van laf ontsnappen en iedereen achterlaten op de rokende puinhopen van de stad. Moammars vertrek is een staaltje slimme strategie. Tactische terugtrekking. Zijn kist verkleedkleren is mee, en ook wat buikdanseressen onder zijn wijde jas, die niet voor niets ‘de mantel der liefde’ heet.

Moammar is er de man niet naar om lang te treuren over het verlies van Tripoli. Monopoly is nu zijn nieuwe vrijetijdsvermaak. Qua financiën moet hij tijdelijk een tandje terug, maar de nieuwe inkomstenbron is aangeboord, met een sollicitatie bij de plaatselijke Starbucks. Een fijne secundaire arbeidsvoorwaarde: zijn favoriete drankje gratis: koffie verkeerd.

Ik heb hem al gefeliciteerd met die nieuwe loopbaan. Met een opgestoken duim op Facebook. Maar eigenlijk bedoel ik daarmee: hoe verder weg, hoe beter.

Bij het inloggen zag ik ook zijn nieuwste vermomming met een pruik die wat weg heeft van Tom Jones. Toch ben ik nog niet helemaal gerust. Want… die krullenkop, die gebruinde huid en die voorliefde voor kleurrijke kleding? Misschien toch dit jaar even wat extra oplettend zijn rond Sinterklaas.



maandag 15 augustus 2011

Machteloos bij machoman

Wat zie ik toch in zo’n machotype? Oké, hij heeft een zelfverzekerde tred en zijn body is een lust voor het oog. Maar hij voelt zich overduidelijk wel erg prettig in zijn vel en dat maakt me eerlijk gezegd een beetje onrustig.



Zo’n echte he-man heb je nooit alleen. Overtuigd van zijn atletische figuur weet hij vele blikken te trekken. Een streling van zijn ego, die hem nog zelfverzekerder maakt.

Aan glad scheren besteedt hij bitter weinig tijd. Hij is niet zo’n in aftershave gedrenkte type en gebruikt ook weinig gel. Eén likje, en zijn haar zit bijna als vanzelf in model. Die natural look maakt hem juist extra aantrekkelijk.

Over ons bedleven heb ik weinig klagen. Als hij ‘in the mood’ is, gaat het er ruig aan toe. Zonder overbodige woorden weet hij me duidelijk te maken wat hij graag wil en zelf kan hij trouwens ook heel aanhalig zijn.

Jammer genoeg is het lang niet vanzelfsprekend dat we iedere nacht de sponde delen. Hij is nogal wispelturig en gaat regelmatig stappen, geen idee waarheen. Ik weet heus wel dat mannen jagers zijn, maar dat hij soms dagenlang wegblijft zonder enig levensteken, is toch eigenlijk te gek. Terwijl hij er wel blindelings vanuit gaat dat zijn bedje gespreid ligt, zodra hij weer opduikt.

Ook zal hij geen poot uitsteken bij het bereiden van de maaltijd. Er kan zelfs niet eens een bedankje vanaf. Meestal valt hij regelmatig direct na het eten op de bank in slaap. Een gezellige conversatie zit er dan de hele avond niet meer in.

Hij is sowieso niet zo’n prater. Soms zit hij eindeloos te mijmeren, als ware hij in trance. Is die intelligente frons maar gespeeld? Of is hij werkelijk verzonken in diepzinnige gedachten? Wat er door zijn hoofd spookt, moet ik maar zien te raden. Ik vraag me weleens af of we eigenlijk wel dezelfde taal spreken.

Waarom laat ik me dit toch allemaal welgevallen? Van geen ander zou ik het pikken.
Maar ja, er gelden nu eenmaal andere wetten voor een dikke rode kater.




woensdag 10 augustus 2011

De daklozenkrant, da’s lachen

Sommige dagen gaat alles mis. Fietsband zacht. Spinnenwebben in de steeg. Kleddernatte heg, dus doorweekte jasmouw. En dan heb ik al een defecte wekkerradio, halfkoude douche en afgebroken laarshak achter de rug. En een kat die met modderpoten op schoot sprong.

Als het onderweg naar het station ook nog begint te hozen, ik geen plu mee heb en ook geen regenjack, vervloek ik Murphy om zijn irritante wet.

Tuurlijk is de trein net weg. Na woedend wachten op het koude perron zit lekker lezen er niet in, door al die babbelaars die geen seconde hun mond kunnen houden. En is dat echt een mens die naast me plaatsneemt? Ik zit klemvast tussen zijleuning en heupgewricht. Pardon, deze bankjes zijn niet gemaakt voor een mammoet.

Mijn interviewkandidaat is er eentje van het introverte type. Met moeite perst hij er door mediatraining gevormde standaardzinnen uit. Niet één aansprekende quote of treffende uitspraak. Zijn secretaresse serveert koffie uit een apparaat dat thee, chocomel en koffie heeft weten te mixen tot grijsbruine drab die smaakt naar alles en niets. Ze morst ook nog op mijn schrijfblok.

Op de terugweg even naar de winkel. Geen halve euro voor het karretje paraat en ook geen geduld om te wisselen. Hannesend met mandje en tas manoeuvrerend tussen de schappen ongemotiveerd wat spullen bij elkaar grissen. Met handen vol boodschappen en een pak toiletpapier onder de arm proberen het fietssleuteltje uit mijn jaszak te wringen. Dan valt de eierdoos op de grond. Er is er maar eentje stuk, maar mijn humeur ligt nu volledig in gruzelementen.

Als ik weer boos omhoog kom, zie ik haar pas, een beetje verscholen onder de supermarktluifel. De donkere vrouw, kleumend in haar jack. Ze groet met Oost-Europees accent. Haar tanden zijn niet stralendwit en er ontbreken er minstens twee. Maar haar lach is gul en aanstekelijk.

Als ik door de miezerregen naar huis ben getrapt, geeft buurman me een verbaasde blik. Dan pas realiseer ik me dat ik zachtjes zit te zingen op het zadel. Morgen ga ik terug en koop ik haar krant!



donderdag 4 augustus 2011

Groenten en/of fruit


Wat is het verschil tussen groente en fruit? Tien tegen één dat je wordt uitgelachen om zo’n domme vraag. Wortel is groente, appel is fruit. De eerste eet je bij de warme maaltijd, lekker met een gebakken visje. De appel is dessert. Logisch toch?


“Weet je dat je groenten eet?” vroeg ooit mijn agrarisch geschoolde partner toen ik net mijn mond had volgepropt met aardbeien met slagroom. Proesten is in zo’n situatie een beetje lastig. Later lachte ik hem vierkant uit.

Echter, zijn tuinbouwkundig verantwoorde uitleg sneed hout. Alles wat aan een kruidachtige plant groeit, is groente. Alles wat aan een houtachtig gewas groeit, is fruit.
Appels, peren, kersen komen van de boom en zijn fruit. Bloemkool, broccoli, komkommer groeien aan een plant en zijn groente. Over sla is geen twijfel mogelijk. Plant, dus groente.

De culinair geschoolden bekijken het vanuit eigen perspectief.
“Het verschil tussen groente en fruit is niet zozeer welk plantendeel het betreft, maar of het bij de hoofdmaaltijd of als nagerecht wordt gegeten. Het eerste is groente, het tweede is fruit.”

Komen we bij de tomaat toch een beetje in de puree. Hapt heerlijk weg uit het vuistje, dus fruit? Maar groeiend aan een plant, dus groente? Hierop is een juridisch onderbouwd antwoord. In 1893 bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof dat de tomaat als groente moet worden beschouwd in een proces dat was aangespannen in verband met de verschillende belastingtarieven voor groente en fruit.

Blijf ik nog in mijn maag zitten met de aardbei. Product van een plant, maar als ‘groente’ toch nét wat minder lekker. De oplossing ligt niet in de redenaties van agrariër, kok of advocaat. Nee,  gewoon in de volksmond die praat over ‘zomerkoninkjes’ voor een fruitig dessert als kroon op de maaltijd.

Toch is alle onzekerheid nog niet voorbij. Pas kreeg ik een salade geserveerd met bovenop iets wat ik alleen kende voor het opvullen van plantenbakken: goudsbloemen. Ik weet al wel wat ik ga zeggen, de volgende keer als ik een boeketje krijg. Ha, lekker!





(Naar aanleiding van het artikel in De Volkskrant van 4 augustus 2011: Tomaat, de meest gegeten vrucht die voor groente doorgaat)

dinsdag 2 augustus 2011

Get a life

Vakantie. Vrijheid. In Kroatië, waar oorlogservaringen nog vers in het geheugen liggen, zijn die twee niet automatisch synoniem.




Even houd ik haar voor een politieagente, de struise serveerster in haar zwarte bomberjack. Tot ze op het terras in Trogir de kaart onder onze neus drukt. We willen alleen wat drinken op dit winderige pleintje in een wirwar van steegjes. Haar teleurstelling is zichtbaar als ze zwijgend twee flesjes frisdrank brengt. De vraag of we ook binnen kunnen eten, wordt beloond met een gastvrije glimlach. Zonder stoer omhulsel ontpopt zich een jonge vrouw. Eentje met geschiedenis. Tijdens de Balkanoorlog kwam ze van Bosnië naar Kroatië. Met haar moeder en twee broertjes, de jongste een baby van vier maanden. Vader… ze hapert even… is overleden in de strijd.
Als alleenstaande moeder van een dochtertje van vijf blijkt ze even jong als onze studerende dochter. De kost verdienen valt niet mee als je alleen werk hebt tijdens het toeristenseizoen. Het aanbod van haar baas voor versterking heeft ze afgeslagen. Dakterras, buitenterras, restaurant; ze doet alles in haar eentje. Ik neem mijn petje voor haar af.

Die pet past ons allemaal, lijkt niet de levensleidraad van de ober in Split. Zijn formele houding misstaat in de glitter & glamour van het drukbezochte centrum. Bij toeval belanden we op zijn bijna onvindbare dakterras. Geen wonder dat we de enige gasten blijven.
Ondanks de stilte blijft hij op afstand. Bier en cola worden netjes ingeschonken, maar er kan geen lachje af. Als ik zeg dat de tomatensoep echt naar tomaten smaakt, toont een lichte lift van zijn wenkbrauw een vermoeden dat hij in de maling wordt genomen. Zodra hij begrijpt dat ik het méén, komt hij los. Met de handen op de leuning van een stoel vertelt hij hoe hij jarenlang de soldatenbaret heeft gedragen, niet vrijwillig maar verplicht. De nabij gesneuvelden zullen levenslang in zijn hoofd blijven ronddolen, vullen zijn ogen aan.

Terug naar de huurauto passeren we in de krappe steegjes overvolle wasrekken. Vooral dat ene T-shirt trekt de aandacht. Ook al hangt het ondersteboven, is de opdruk goed leesbaar.
Get a life”.





maandag 25 juli 2011

Noorse taferelen

Noorse taferelen
Loslaten is lastig, zeker als het om lang en ver gaat. Voor het zover is, krijg je gelukkig de kans je kind van alles mee te geven. Een goed gevulde rugzak, een bescheiden subsidie. Vooral immateriële waarden  – ‘Wie goed doet, goed ontmoet’ – als stabiele basis voor een leven vol (zelf)vertrouwen.

Slaakten Noorse ouders een zucht van verlichting, toen hun zonen en dochters een weekendje gingen logeren in het kamphuis op Utøya? Lekker dichtbij huis. Eén met de natuur. In het land waar het leven goed is.

Tijdens het extra nieuwsbericht over de schietpartij kwam ze beeldbuisvullend tevoorschijn; de Noorse mevrouw met het blondgrijzige haar, haar ogen wijd opengesperd achter de licht beslagen brillenglazen, die stamelend haar reactie gaf.
“Wij zijn de goede mensen. Dit kan ons niet overkomen. Niet hier!”

Was dat ook de overtuiging van de jongeren op het eiland, als makke schapen samengedreven om te luisteren naar de boodschap van ‘agent’ Anders Breivik? Vol vertrouwen; de politie is je beste vriend.
Geloofden ze in een practical joke toen er lichamen gingen vallen? Spanning en sensatie van een georganiseerd ‘moordweekend’?
En hoeveel seconden duurde het tot duidelijk werd dat er geen tomatenketchup in het spel was en de dood levensecht?

Breiviks verkleedpartij was geen staaltje onschuldige teambuilding. Hij was dressed to kill.
“Deze wrede en laffe aanslag maakt een einde aan het paradijs van mijn jeugd,” sprak de Noorse premier Stoltenberg geëmotioneerd. De dader is geen uitheemse infiltrant met donkere oogopslag, maar een hoogblonde Noor met rechts-extremistische denkbeelden. Iemand uit eigen gelederen. De hel is soms dichterbij huis dan je denkt.

Gisterenavond vloeiden ze in elkaar; de beelden van het ingepakte lichaam van superstar Amy Winehouse en van de tientallen lijkenzakken van de slachtoffers op Utøya. Bij die laatsten geen stroboscoop van cameraflitslicht, maar voor mij verdienen ze allemaal de stairway to heaven.

Daarna de terugkomst van de ruim 400 jongeren, de overlevenden van een ‘weekend om nooit te vergeten’? Lukt het hen (en hun ouders) het gapend gat in hun vertrouwen te dichten? Ik hoop in vredesnaam dat mijn vrees voor levenslang nadreunen pessimistisch is.


(plafond Domkerk in Oslo waar de herdenkingsdienst werd gehouden)

maandag 18 juli 2011

Balanceren op de biobak

In bijna alle vacatureteksten staat het vermeld: m/v. Maar zodra het om privétaakverdelingen gaat, wordt er vaak een strikte tweedeling gehanteerd; mannen- en vrouwenwerk. Waarom?



Verbazen kan ik me over het geweeklaag van een vrouw wier echtgenoot nog steeds de buxushaag niet heeft geknipt. Mijn blik glijdt even naar haar handen. Gewoon tien vingers. Hoezo niet even zelf de heggenschaar ter hand genomen? Dat kost een hoop minder energie dan gezeur en gezemel. In ieder geval een boel minder ergernis en frustratie.

Bij ons bestaat die werkscheiding der seksen niet. Tenminste, volgens mij. Manlief zwaait prima met de pollepel (hoera!) maar denkt ook dat hij een regiment aan tips moet voorschotelen zodra ik gereedschap ter hand neem dat riekt naar ‘man’. Dus… de geur van schilder- en snoeiwerk hangt er alleen als hij er niet is.

De trap verven gebeurde tijdens zijn vergadertweedaagse. Zodra hij de straat uitreed, begon ik met schuren. De nieuwe glanslaag tree om tree, de volgende dag de andere treden, zodat de verdieping via hink-stap-sprong bereikbaar bleef. Als slimme, handige self support woman wachtte ik bij ’s mans thuiskomst op zijn reactie. Hij zag het niet eens! Maar zodra hij hoorde dat de trap strak in de lak stond, kwamen ze alsnog… de richtlijnen.

Vorige week was het de hoogste tijd voor het kortwieken van de heggen. Met man op anti-bemoeiafstand in een hotel, plaatste ik de aluminium huishoudtrap in de tuin. Het ding wiebelde vervaarlijk en in gedachten viel ik met de puntige heggenschaar en al naar de tuin van de buren, maar opgeven ho maar. Met één voet balancerend op de biobak ontstond een prachtig natuurlijk evenwicht, omringd door neerdwarrelend groen.

Dik tevreden met het resultaat ging ik een paar uurtjes later fluitend op zoek naar een fles frisdrank. En daar zat-ie, direct in mijn gezichtsveld, tegen de witte muur. Zo’n zwarte griezel die minimaal eenmaal per jaar de kelder onveilig maakt: een spin van reuzenformaat. Trillend ben ik terug naar boven gerend. Er zijn grenzen, dit is mánnenwerk. Als hij vanavond thuis is, krijgt hij ook nog een gerichte aanwijzing: vangen… NU!



Warm gevoel

Naar buiten kijken lukt niet zo goed, want grote waterstralen striemen tegen de ramen en maken het zicht melkachtig transparant. Geeft niets, binnen is het beter dan buiten. Bovendien, met deze slagkracht regenen de ruiten vanzelf schoon.


Een wollige joggingbroek om de benen, lekker onderuitgezakt op de bank. Aan mijn voeten dikke sokken en daaromheen van die handige pittensloffen die je in de magnetron kunt opwarmen. Ideaal, want binnen een minuut is de vulling bloedheet. Die kokende pantoffels laten het bloed weer stromen en ontdooien wintertenen in sneltreinvaart.

Naast me, zo’n beetje tegen me aan geleund, ligt onze rode kater te spinnen. Die heeft ook totaal geen behoefte om nu naar buiten te gaan. Beestenweer!

Wat een bof dat we zo’n handige gaskachel hebben waarin het ‘open haardvuur’ niet van echt is te onderscheiden. Een lekker knus knapperend vlammenspel met één druk op de knop. Die van de afstandsbediening, wel te verstaan.

De vuurgloed schijnt prachtig in onze twee glaasjes rode wijn, die op het bijzettafeltje zo voor het grijpen staan. Lekker Frans kaasje ernaast. Calorieën tellen en lijnen zijn niet nodig, die paar pondjes extra vallen toch niet op, achter de knopen van het behaaglijk dikke vest.

Bijna bedtijd. Ik verheug me nu al op het snel wegtrekken van de koude uit de katoenen lakens, terwijl ik tot aan mijn kin onder het donzige dekbed lig. Hoe kan je behaaglijker wegsoezen, terwijl de wind om het huis huilt en de hagelsteentjes ritmisch tegen het schuine dakraam tokkelen? Zoals het thuis tikt, tikt het nergens.

Op de grens van waken en slapen druppelt het nog even door: mijn natgeregende laarzen staan nog in de huiskamer uit te lekken voor de haard. Ach, morgen is vroeg genoeg om ze terug te zetten op het schoenenrek in de hal. Wie weet wel handig zo, vlakbij de kachel. Is Sinterklaas zo zachtjes aan niet al onderweg? IJs en weder dienende.

Wat is het leven toch gezellig zo. Als je er maar niet bij nadenkt dat het eigenlijk hoogzomer is.


donderdag 7 juli 2011

Viva Espana

Wat is de waarde van vakantie? Twee dingen!
Het opdoen van nieuwe ervaringen. En het even helemaal loskomen van het leven thuis. De zorgen mogen niet in de vakantiekoffer mee. Vrijheid blijheid.

 

Maar soms, uit onverwachtse hoek, zijn er van die prikkelingen.
De ober die, oh verrassend, een beetje Engels spreekt maar dan ook uit Roemenië blijkt te komen. Bestellingen rondbrengen doet hij in sneltreinvaart. Maar als het op afrekenen aankomt, staan zijn Spaanse collega´s vooraan. Een Oost-Europese gastarbeider hoeft niet te delen in de fooi.

Of de man, iedere dag met hetzelfde gele T-shirt met opdruk om zijn gedrongen lijf, die urenlang dapper bellen staat te blazen op het centrale plein van Cordoba. Stoïcijns, uren achtereen, terwijl joelende kinderen zijn kleurrijke, transparante illusies stuk prikken.

Die laatste zondagmorgen is er nog net tijd voor El Rastro, in de wijk La Latina van Madrid. Daar, aan de rand van wat ´s werelds grootste rommelmarkt wordt genoemd, triomfeert een trio dat alle marktgeschreeuw overstemt. Met graffiti op een rolluik als decor zitten ze naast elkaar op de stoep: gitarist, accordeonist en flamencozangeres. Geen charmant maatje, maar de rood gestippelde strokenrok lijkt voor haar weelderige vormen gemaakt.
De mannen krijgen een speels klapje op hun hoofd, een gebaar dat duidelijk maakt wie er de baas is.
Ze kijkt uitdagend. Kom maar op!

En ze komen, de toeschouwers. Hun gulle gaven verdwijnen in de zwarte gitaarhoes.
Verstaan doe ik bijna geen woord, maar de ondertoon van haar robuuste klankkast komt recht vanuit haar binnenste. Alleen wie de diepere dimensie van leed kent, kan zo vol overgave galmen. De personificatie van de smartlap.

De impact van die rauwe oerkreet uit haar keel is met geen geld te betalen, maar ik doe een poging. Als ik me voorover buig om de munten op het zwarte canvas te laten vallen, gebeurt er iets onverwachts. Ze trekt me naar zich toe en ik voel twee gulle zoenen, op iedere wang één.
Met een stralende lach gebaart ze iets wat ik pas veel later, bij een vluchtige blik in de spiegel van een openbaar toilet, begrijp. Aan beide kanten van mijn gezicht staat een afdruk van haar felrode lippenstift.

Die rode wangen neem ik mee, het vliegtuig in. Het beste souvenir om dat onbezorgde vakantiegevoel nog even vast te houden.


maandag 23 mei 2011

Levenslicht


De witte wattendeken ontneemt mijn perspectief. Maar het is datzelfde vliegende donstapijt dat het mogelijk maakt gevoelsmatig even los te komen van een heftig bliksembezoek aan een verre en tegelijkertijd nabije vriendin.
De dingdong, gevolgd door mededelingen over hoogte en windsnelheid roept me uit trance. Slechts een fractie, want de genoemde getallen zijn onverstaanbaar en onbegrijpelijk genoeg om moeiteloos terug te glijden in de status-quo van buitensluiting.

Ze zijn zacht aan de ogen, de scheerschuimvlokken der vergetelheid. Dan, ineens breekt de beschermingslaag tussen hemel en aarde open, en geeft zicht op een grijsblauwe ondergrond. Pas met scherpere focus op de lichte rimpeling dringt het langzaam tot me door dat dit niet anders kan zijn dan het wateroppervlak van de Noordzee.
Tientallen windmolens als witte kruizen, zacht draaiend in de wind. De gelijkenis met de uitgestrekte grafvelden voor de onbekende soldaat zijn treffend. Maar deze keer als levenechte hommage aan een zieke vrouw die haar eigen strijd levert, tussen levenslust en stervensmoed.

Hard was de confrontatie met die frêle, fragiele gestalte, die ons tegemoet kwam fietsen. Slingerend en hijgend, maar bergopwaarts! Haar handen met witte knokkels om de rubberen handvaten van het stuur, symbolisch voor de overgave waarmee ze zich vastgrijpt aan het leven. De ogen verstopt achter een donkere bril, het hoofd beschermd onder een fietshelm. Veel minder tegen vallen dan tegen stiekem gluren naar rafelige haren. Alsof blikken zouden kunnen doden!

De chemische strijd is gestreden, nu is een nieuwe periode aangebroken. Die van balanceren tussen hoop en vrees. Die van de wederopbouw. Maar een verstoorde ijzerbalans in het bloed, waardoor vermoeidheid al begint voordat je voldoende hebt ingespannen om moezijn te rechtvaardigen, maakt herstel van fysieke krachten… moeizaam. Zelfs een iron lady raakt dan in de neergaande spiraal. Een aangetaste, want rust roest.

Terug thuis, ben ik gevoelsmatig verder en langer weg geweest dan ooit. De foto’s op het PC-scherm lijken genomen in een totaal andere tijd, maar ze trekken me terug in een verheugende werkelijkheid. Want nu, op afstand, valt het me pas op. In de ogen in het magere, witte gezicht, schijnt het nog: levenslicht!





donderdag 12 mei 2011

De wet van de kleine getallen

Vakantie. Vrijheid. Lekker doen waar je zin in hebt, zonder rekening te houden met tijd. Maar als de uren der ledigheid louter gevuld worden met ijsjes, bier en bruinbakken, worden ze wel erg leeg.
En zo komen we - op de terugweg van een vakantie in Polen - terecht in Buchenwald, concentratiekamp in nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geen nummeréénnotering in de lijst van vrolijke toeristische opstekers, maar voor ons een weloverwogen pas op de plaats in de bosrijke omgeving van het vriendelijke stadje Weimar.

Het is niet alleen de sterk verroeste staat van de letters boven het toegangshek - ‘Jedem das Seine’ - waardoor de zonnige vrijheidsgedachte verdwijnt achter een donkere wolk. Binnen het kamp hangt nog de grimmige sfeer uit de tijden van weleer.
De houten stapelbedden, betonnen vloeren en eindeloze traliehekken laten weinig ruimte voor verbeelding. Datzelfde geldt voor de executieplaats waar ruim tienduizend krijgsgevangenen werden doodgeschoten.

Wandelend door het kamp lees ik teksten over ontberingen, kou en dwangarbeid. Ik zie het minuscule gaatje achter de meetlat in de behandelkamer van de voormalige kamparts, waardoor honderden patiënten in één precisieschot een kopje kleiner werden gemaakt. Zelfs het crematorium staat er nog.

Met in totaal bijna een kwart miljoen gevangenen is Buchenwald een van de grootste concentratiekampen en met ruim 55.000 doden staat het ook in de hoogste regionen der destructiebedrijven. Als in trance gaan die aantallen langs me heen. Alsof ze niet te bevatten zijn. Alsof ik niet voldoende emoties heb om ze tot me te laten doordringen.

Terug in de auto stuiten we op een file. Nota bene zomaar ergens op een landweggetje, onderweg naar de Autobahn. Als er na een uur eindelijk beweging komt in de blikken rij voor ons, zien we twee autowrakken met bijna geheel verdwenen voorkanten. Bij de laatste glimp op de smeulende resten valt-ie me op - op z’n kop midden in het landschap van aardappelruggen - de kinderwagen. De wielen nog draaiend, door de wind.

En het is pas dan dat mijn ogen prikken. Dan pas dat het tot me doordringt, de impact van toekomstdromen, plannen en verwachtingen die in één klap ten einde komen.