Posts tonen met het label Tweede Wereldoorlog. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Tweede Wereldoorlog. Alle posts tonen

maandag 19 september 2011

Paradijs in kleur

Hitler. Bij die naam denk ik aan uitgemergelde mensen achter prikkeldraad. Niet direct aan het paradijs. Toch heeft de bedenker van de concentratiekampen vast zoiets in zijn hoofd gehad bij dat andere grote bouwproject.

Vijfenzeventig jaar terug, op het Duitse eiland Rügen, verzon der Führer een badhotel dat zijn gelijke niet kent. In de tijd dat het woord ‘massatoerisme’ nog niet eens was uitgevonden, werd de eerste steen gelegd voor 10.000 kamers en vakantiepret voor 20.000 mensen. Strand voor de deur en alle kamers met zeezicht.

De Tweede Wereldoorlog vertroebelde het wonderschone perspectief. Voor bouwmaterialen was geen geld meer, en bouwers en toekomstige vakantievierders hadden wat anders omhanden en in het hoofd dan stenen stapelen en pootjebaden.

Hitlers KdF (Kraft durch Freude)-concept is nooit werkelijkheid geworden. Op het zachte zand aan de klotsende kust hebben zijn onderdanen zich nimmer neergevlijd. In de DDR-tijd deed het ‘hotel’ dienst als kazerne en noodhospitaal. Nu staat het er alweer tientallen jaren verlaten bij. Een toonbeeld van de tand des tijds; afgebladderd pleisterwerk en aangevreten beton.

Het spreekt tot de verbeelding, zo’n kolos van bijna zes kilometer lang. Konden we daarom de verleiding niet weerstaan om ons naar binnen te wringen door een slecht gebarricadeerde deur? De bordjes ‘strikt verboden’ te negeren? Ach, heeft Hitler ooit gevraagd of hij welkom was?

In schemer, door stof en spinrag, over versplinterde houten panelen en halfvergane gordijnen. Kruip door sluip door terug in de geschiedenis. Gebroken glas als scherp bewijs van een droom die in duigen viel.

Eenmaal gewend aan de macabere entourage durf je steeds een stapje verder. Een treetje hoger. Ergens halverwege het trappenhuis lijkt de gigantische omvang van het nazi-complex nog indrukwekkender, en de associatie met concentratiekampbarakken komt weer boven.

Als ik achteruitloop om naar beneden te gaan, kleurt het grijsgrauwe beton ineens zonnig geel. Het duurt even voordat ik het zie: glas-in-lood kleurt het plaatje in. Het gras diepgroen, de lucht hemelsblauw, precies zoals het zou moeten zijn.

Is het echt zo simpel om het paradijs voor te spiegelen? Maar net vanuit welk perspectief je het krijgt gepresenteerd? Die gedachte is doodeng. Glashelder!


donderdag 12 mei 2011

De wet van de kleine getallen

Vakantie. Vrijheid. Lekker doen waar je zin in hebt, zonder rekening te houden met tijd. Maar als de uren der ledigheid louter gevuld worden met ijsjes, bier en bruinbakken, worden ze wel erg leeg.
En zo komen we - op de terugweg van een vakantie in Polen - terecht in Buchenwald, concentratiekamp in nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geen nummeréénnotering in de lijst van vrolijke toeristische opstekers, maar voor ons een weloverwogen pas op de plaats in de bosrijke omgeving van het vriendelijke stadje Weimar.

Het is niet alleen de sterk verroeste staat van de letters boven het toegangshek - ‘Jedem das Seine’ - waardoor de zonnige vrijheidsgedachte verdwijnt achter een donkere wolk. Binnen het kamp hangt nog de grimmige sfeer uit de tijden van weleer.
De houten stapelbedden, betonnen vloeren en eindeloze traliehekken laten weinig ruimte voor verbeelding. Datzelfde geldt voor de executieplaats waar ruim tienduizend krijgsgevangenen werden doodgeschoten.

Wandelend door het kamp lees ik teksten over ontberingen, kou en dwangarbeid. Ik zie het minuscule gaatje achter de meetlat in de behandelkamer van de voormalige kamparts, waardoor honderden patiënten in één precisieschot een kopje kleiner werden gemaakt. Zelfs het crematorium staat er nog.

Met in totaal bijna een kwart miljoen gevangenen is Buchenwald een van de grootste concentratiekampen en met ruim 55.000 doden staat het ook in de hoogste regionen der destructiebedrijven. Als in trance gaan die aantallen langs me heen. Alsof ze niet te bevatten zijn. Alsof ik niet voldoende emoties heb om ze tot me te laten doordringen.

Terug in de auto stuiten we op een file. Nota bene zomaar ergens op een landweggetje, onderweg naar de Autobahn. Als er na een uur eindelijk beweging komt in de blikken rij voor ons, zien we twee autowrakken met bijna geheel verdwenen voorkanten. Bij de laatste glimp op de smeulende resten valt-ie me op - op z’n kop midden in het landschap van aardappelruggen - de kinderwagen. De wielen nog draaiend, door de wind.

En het is pas dan dat mijn ogen prikken. Dan pas dat het tot me doordringt, de impact van toekomstdromen, plannen en verwachtingen die in één klap ten einde komen.