donderdag 18 april 2013

Fabel, God of levenslot?



Sommige mensen hebben EEUWIG pech. In hun leven loopt ALLES fout. En dat willen ze ook het liefste ALTIJD laten horen. En zo, blijven ze geloven in hun eigen ‘self fullfilling prophecy’, hun hoogstpersoonlijk ingebeelde lot.

Wie een kuil graaft voor zichzelf, die valt er vast en zeker zelf in. Of je er weer uitkomt? Dat is misschien vooral een kwestie van wat je gelooft. Hoe dat werkt, is het beste uit te leggen aan de hand van een fabel, zo’n gezellig verhaaltje met dieren in de hoofdrol.
Wip en Wap in dit geval. Twee dartele konijntjes die al spelend en ravottend (of een andere activiteit die konijnen nu eenmaal graag doen) in een kuil terecht kwamen.
De kuil was diep, de zanderige wanden brokkelden gemakkelijk af, dus dat ze er niet eenvoudig uit zouden kunnen klimmen, begrepen Wip en Wap al snel. Toch wilden ze weer graag terug naar boven, daar waar de zon zo lekker scheen. Wanhopig zetten ze hun pootjes schrap, maar wat hadden ze weinig houvast. En steeds gleden ze weer terug.

Bovenaan de kuil verschenen een heleboel andere dieren. Met lede ogen loerden ze naar beneden en zagen ze het geploeter van hun konijnenvriendjes aan.
“Dat lukt niet, dat lukt niet,” riepen ze over de rand.
De geluiden galmden om Wip en Wap heen, terwijl er steeds meer losse grond van de steile wanden brak. 

Wap liet zich ondersteboven rollen. Hijgend lag hij op zijn rug en dacht: 
‘Ik kan niet meer. Hier eindigt dan mijn leven.’
Wip kón het niet… opgeven. Hij zette zelfs zijn tanden in de korrelige kant. Moeizaam en met uiterste krachtinspanning hees hij zich omhoog. Centimeter voor centimeter. Het kostte enorm veel energie, maar eindelijk kon hij één pootje over de rand leggen. En daarna nog één.
De andere dieren begonnen enthousiast aan hem te trekken, net zolang tot Wip met bonzend hart op de kant lag. Het bloed gutste door zijn aderen, hij hijgde zo hart dat het piepte, en de dieren in het kringetje keken bezorgd of hij het wel zou overleven.

Toen het hijgen eindelijk wat minder werd, durfden ze het voorzichtig te vragen: 
“Hoe komt het toch Wip, dat je zo stug bleef doorgaan? Terwijl wij nog zo riepen dat het niet zou lukken.”
Wip sloeg even zijn ogen op, groot van verbazing.
“Dat heb ik helemaal niet gehoord. Jullie riepen toch: ‘je kunt het, je kunt het’? Daarom geloofde ik absoluut dat ik het zou halen.”

De moraal van dit verhaal is simpel: ergens in slagen of niet, is vaak vooral maar nét naar welke kant jij gelooft dat de WipWap zal doorslaan.

Voor sommige mensen is dat geloof erg verbonden aan contact met God. Zoals de man die iedere avond voor het slapen gaan een gebed stuurde naar boven. Iedere dag vroeg hij:
“Lieve God, laat me alstublieft de loterij winnen.”
Dag in, dag uit, datzelfde gebed. En nooit één reactie.
Tot die avond waarop hij weer neerknielde, in zijn pyjama, voor het bed.
“Lieve God, laat me toch alstublieft de loterij winnen.”
Gewoontegetrouw bleef het stil. Maar nog voordat de man met zijn hoofd op het kussen lag, vulde een donkere stem de ruimte: “Dan moet jij eerst eens een lot gaan kopen.”

(met dank aan de inspiratie door Frieda Bulk)


dinsdag 16 april 2013

Stairway to heaven



Zij heeft dat hele speciale. Die bijzondere blik in haar ogen, waaraan de jouwe net even wat langer blijven kleven dan normaal. De ‘veni vidi vici’-look van iemand die kwam, zag en overwon.

Een vrouw die weet wat ze wil; dat credo is haar op het lijf geschreven. Genieten, geld uitgeven, quality time. Mooie kleren horen daarbij. Het is niet eens het belletje aan de boetiekdeur dat alle aandacht naar haar laat uitgaan als ze binnenkomt. Het is zijzelf die dat doet. Onbewust, maar niet ongewild. Alsof ze gewend is in het brandpunt van de belangstelling te staan.
Dat is niet altijd zo geweest, maar het juk van bescheidenheid is afgeschud. De wereld draait nu om haar. Rechtstreeks op het doel af, geen tijd te verliezen. Nieuwe aankopen hoeven niet meer voor een speciale gelegenheid te wachten in de zak, maar mogen meteen geshowd.
Iedere Dag is Bijzonder genoeg!

Knuffelen met haar kleinzoontje, babbelen met haar dochter, koffie op een terras, scheuren over de snelweg met een vriendin, bloemen kopen op de markt, bekvechten met haar man op die vertrouwd plagerige manier die alleen voorbehouden is aan innig verbondenen. Herinneringen ophalen met haar moeder, met haar zus. De slappe lach op de bank. Klaterend, onbezorgd… bijna.

Haar bruisende uitstraling kan zelfs volslagen onbekenden niet ontgaan.
“Wat staat u dat fantastisch, dat korte haar.”
Zulke spontane complimenten neemt ze in ontvangst met de vanzelfsprekende blik van de overwinnaar. Deze ‘look’ is bij geen kapper te koop.

Als ze het leven kon drinken, dan was ze dronken van ’s morgens vroeg tot diep in de nacht. Onverzadigbaar, en voor slapen bijna geen tijd. Ook levenshonger is zo moeilijk te stillen.
Juist daardoor zijn er van die dagen waarop cynisme de boventoon voert.
“Een leuk kort koppie? Misschien moet je het dan zelf eens proberen… coupe chemo!”
Grimmige humor als overlevingsmechanisme.
Van humor naar tumor, één lettertje anders, maar een wereld van verschil.

Terwijl er steeds meer vinkjes verschijnen achter de dingen op de onzichtbare ‘to do’-list in haar hoofd, leeft ze tegelijkertijd toe naar een nieuw begin. Het beklimmen van de trap naar een gloednieuw perspectief, fier rechtop, en bovenaan iets van die sterallures naar beneden laten dwarrelen. 


donderdag 4 april 2013

Mét



Wie niet eet, gaat dood. Een waarheid als een koe. Maar wat we zoal naar binnen proppen en hoe slecht dat vaak voor ons is, daarbij sta je veel te weinig stil. Met die gedachte bezie ik het ‘graasgedrag’ van mensen om me heen. Het is bij het inchecken in een vliegtuig dat we, à la Efteling-wachtrij, tussen de linten door zigzaggen op weg naar de slurf. Links en rechts allerhande verlokkingen om de tijd te doden. Automaten met chocoladegedrochten gevuld met karamelcrème, kokospulp of vette pinda’s (‘een vuistvol in iedere reep’). Rijk gevulde frisdrankapparaten, de inhoud bruisend van minstens tien klontjes suiker per blik. Het ratelend geluid van ingeworpen munten accentueert de gretigheid waarmee ze aftrek vinden, al die aanslagen op het leven.

Aanslagen op het leven, ja! Mij kost het nauwelijks moeite al die calorieënbommen stoïcijns voorbij te lopen. Ik heb net iets heel anders achter de kiezen; ‘De voedselzandloper’, een wetenschappelijk onderbouwd boekwerkje van een Belgische arts over het effect van voeding op onze gezondheid.
De invloed van voedsel bij het ontstaan van kanker en op de werking van onze hersenen. Maar ook hoe vet je aderen dichtslibt (hoge bloeddruk, hartaanval) en hoe suiker zorgt voor gigantische energiepieken. Dat laatste lijkt leuk, maar hoogmoed komt voor de val; zo’n vliegensvlug opgebouwd hoogtefront stort weer net zo snel ineen. En wat een energie het kost om al die verkeerde voedingsmiddelen weer weg te werken; een aanslag op je huid, die door ongezond eetgedrag veel te vroeg verandert in een soort craquelé.
Al die wijsheid ligt me zo zwaar op de maag dat ik me voortaan drie keer bedenk alvorens me vol te proppen met onverantwoorde vetten. Gelukkig zijn er ook goede. Met noten word je niet ‘nuts’ maar blijft je geest werken als een goed geoliede machine. Wie de calorieën uitgebalanceerd wikt en weegt, wordt niet alleen gemiddeld veel ouder, maar ook de kwaliteit van leven is beduidend beter. Living to the max.

We schuifelen verder richting ingang. Krap tien minuten voor het verplichte uitschakelen van de mobiele telefoon zoemt er een berichtje binnen bij mijn reispartner. Een e-mail van het werk. Gisteren is er een ongeluk gebeurd op de snelweg vlakbij kantoor. Een vrachtwagen gekanteld en twee automobilisten erbij betrokken, waarvan eentje een collega. Achtentwintig en net een half jaar in dienst. “Onze gedachten gaan uit naar zijn echtgenote, vijf maanden zwanger van hun eerste kind.” 
Slik.

Vijf dagen later zit ik weer in het vliegtuig, terug naar huis. Bij het landen houd ik, als altijd, even de adem in. Toch altijd een tricky moment vlak voordat de wielen de grond raken. Remmen, remmen! Pas als we bijna tot stilstand gekomen zijn, dringt tot me door wat er op het plaatje staat op de stoel voor me, waarnaar ik strak heb zitten staren. Een supersize hamburger met dikke klodders gele saus.

Na de lange wandeling naar de aankomsthal en het wachten op de koffer, heb ik – etenstijd - net de trein gemist. Een half uurtje wachten is net genoeg voor een snelle hap. Een bak patat, van die lekkere dikke, met een grote klodder mayonaise. Want natuurlijk kies ik mét.
Lang leven, dat is vooral ook een enorme dosis geluk.