dinsdag 22 september 2015

Valse noten


Vroeger, toen de wereld nog overzichtelijk was (in ieder geval zo leek het, vanuit mijn kinderperspectief) had je zo’n vrolijk jeugdliedje. “Witte zwanen, zwarte zwanen
Wie gaat mee naar Engeland varen.” Het spannendste was de eindsprint. “Ga doore, ga doore,” maakten wij ervan. “Wie achter is, komt voohoohoo… re!” En bij die laatste lettergreep klapten de ‘poortwachters’ hun gestrekte armen naar beneden en was je gevangen. Onschuldig kinderspel.

In de loop der jaren is dat liedje wat weggezakt in het collectief geheugenverlies. Dus ook bij mij. En ineens, komt het toch weer bovendrijven. Ja bij het zien van al die de dobberende opblaasbootjes, in het journaal. Maar nog veel meer bij de taferelen rond de grenzen. De ene dag en kan je direct door met de trein naar Duitsland en word je met spandoeken verwelkomd. Een dag later stuit je na het sjouwen van je hele hebben en houwen (gelukkig is het meestal niet zoveel) op rollen prikkeldraad. Of zelfs een kordon ME-soldaten, gewapend met spuitbussen met traangas.
Hoe moet je als vluchteling hoop houden? En bovendien wat is hoop met het woordje 'puin' ervoor?

Traangas! Die tranen komen volgens mij vanzelf al, als je alles – echt alles – hebt achtergelaten op zoek naar een nieuwe toekomst, die al net zo onzeker blijkt te zijn als het onveilige verleden.
Om het zelf droog te houden bij zulke beelden probeer ik mezelf af te leiden met een wijsje in mijn hoofd. Iedere keer wordt het weer dat ene liedje dat de boventoon voert. En eigenlijk klinkt het lang zo leuk niet meer als ik me herinner.

Engeland is gesloten
De sleutel is gebroken
Is er dan geen timmerman
Die de sleutel maken kan?

Het onschuldige liedje schijnt een diepere bodem te hebben. De zwanen, dat zijn de engelen die je begeleiden bij geboorte (wit) en bij dood (zwart). En engelland -  met kleine letter en dubbel l - heeft niks met Groot-Brittannië te maken, maar is het rijk van de engelen: de hemel dus.


Een hemel op aarde is ver te zoeken, als de woelige baren van een gevaarlijke zeereis in een speelgoedzwemvest aan de wal gewoon doorgaan. Geen wonder dat dat liedje nu een soort valse ondertoon heeft. Maar ja, vluchten is dan ook geen kinderspel.





dinsdag 15 september 2015

Tanden knarsen

An apple a day keeps the doctor away. Geldt dat eigenlijk nog steeds? Als het aan de tandarts ligt vast niet. Al die fruitzuren blijken de pest voor het glazuur van tanden en kiezen, dus die vrolijke ‘snoep verstandig eet een appel’-reclame van de jaren ’70 is multi-interpretabel achterhaald.


Aan mijn tandartsbezoek van vroeger jaren bewaar ik geen fijne herinneringen. Twee keer per jaar kwam hij voorrijden, de schooltandarts. Op alfabetische volgorde werden de bibberende leerlingetjes weggeroepen voor een bezoekje aan wat eruit zag als een te groot uitgevallen camper. Gelukkig had ik bijna nooit een gaatje, maar de vulling die hij ooit aanbracht, werd er direct weer uitgeboord door de andere tandarts. De officiële van het gezin, waar we ook nog eens twee keer per jaar in de stoel moesten liggen. “Hoe vaker hoe beter,” vonden mijn ouders in een tijd waarin tandartszorg net in opkomst en dus trendy was. Waarschijnlijk dat de ziektekostenverzekering alles vergoedde, maar ik was het kind van de rekening met die twee klusjesmannen die elkaar probeerden af te troeven via mijn gebit.


Tegenwoordig heb ik een vrolijke (vrouwelijke) tandarts. Het is bijna gezellig om naar haar toe te gaan. Maar omdat een mens kennelijk altijd iets te zeuren moet hebben, is mijn irritatiefocus nu verlegd naar een andere professional. De mondhygiënist.
Was vroeger frequent poetsen voldoende voor een volmaakt witte glimlach, tegenwoordig moet je de strijd tegen tandplak en andere kwalen achter de lippen aangaan met een compleet schoonmaakpakket. Tandenstokers, flosdraad, ragertjes. En wee je gebeente als je die niet gebruikt! De interieurverzorgster van het gebit ziet het meteen.
“Jij hebt het weer prima gedaan,” sprak die van ons iedere keer overdreven articulerend tegen mijn echtgenoot, intussen streng starend naar mij… totaalweigeraar van cocktailprikkers in het tandvlees. Als rechtgeaard vegetariër heb ik het niet zo op die bloedende stokjes.
Ja, ik weet het, je moet dóórzetten. Het was vooral dat ‘gestook’ in een goed huwelijk dat mij definitief deed afhaken.

De alarmerende geluiden uit mijn omgeving doen me nu toch weer aarzelen.
Een vriendin die wekenlang nauwelijks kon eten omdat ze ‘flapjes tandvlees’ moest laten wegsnijden, onder een stortvloed aan afkeurende kritieken over haar poetsgedrag. Nee, de mondhygiënist praat de klant niet naar de mond. Of een andere vriendin die ‘strafopslag’ moest betalen bovenop de toch al dure rekening: 12,50 euro poetsinstructie.

Vroeger, in het ‘appeltijdperk’ zeg maar, was het beroep mondhygiënist nog niet eens uitgevonden.
Laat staan die ieniemienie cv-reinigers voor tussen de tanden. Is dat nodig, zo’n complete huishouding in onze mond? Als ik daar te lang en te ver over doordenk, zie ik het ineens weer staan. Dat beetje aangekalkte ouwe glas, op het nachtkastje van mijn grootmoeder, met daarin in twee gedeelten, haar gebit. Dat nooit!

Dus toch maar weer een afspraak maken met de personificatie van een partijtje tandenknarsen? Anders sta ik binnenkort lelijk met mijn mond vol tanden. Of niet. En zo’n mummelmondje? Dat ziet er niet uit. Maar even op de tanden bijten dus.