Zondagmorgen ontwaken. Dat gaat, zoals op alle andere
dagen, met de wekkerradio die begint te praten op het plankje boven mijn hoofd.
Met dat verschil dat het op zondag vaak gebeurt met Vroege Vogels (zo’n fijne programmanaam,
die je het gevoel geeft de héééle dag nog tegoed te hebben). Het is vooral
lekker sluimeren bij de ‘fenolijn’ waarop mensen kunnen bellen dat ze in
januari al krokussen hebben gespot, de roodborstspecht hebben horen hameren of
zelfs de eerste zwaluw alweer hebben zien vliegen. Ah, vrede op aarde…
Vanmorgen ontwaakte mijn bewustzijn net te vroeg (of te laat?)
voor zulke rustgevende berichten, en plofte ik linea recta in het nieuws. Dat in
het uiterste noorden, als gevolg van de klimaatverandering, de voedselvoorraad
van rendieren maandenlang verdwijnt onder een vijftien centimeter dikke ijslaag.
Door zo’n lange tijd erbarmelijk lijnen en lijden sterven ze bij tientallen
tegelijk. Dat honderden jonge vluchtelingen op hun reis van ergens naar nergens
zomaar van de radar zijn verdwenen. Ingelijfd door de lokale maffia? Ingezet in
de seksindustrie?
Zo’n mengelmoes aan kommer en kwel krijgt je direct klaarwakker.
Daarmee krijgen huis-, tuin- en keukenprobleempjes de ondraaglijke lichtheid
van het bestaan. Zoals manlief die, nog in badjas aan tafel, geen ontbijtkoek
of bakje yoghurt blieft. Griep, hem overvallen in de nacht. Zingen kan ik niet
goed, maar vanzelfsprekend schiet ik meteen in de rol van die wereldberoemde Nightingale.
Gepland dagtripje naar dochter vooralsnog maar even afzeggen. Zij snapt het
volkomen en wens ons sterkte er maar mee. Kopje thee, geschild appeltje, warm
bad. Vooral dat laatste doet een ziek mens goed.
Met die gedachte nog in het hoofd blader ik, met nóg maar
een kopje koffie (ik drink nu voor twee), door de dikke zaterdagkrant. En daar
zie ik ze staan, met open schreeuwmonden op een plein in Rome. Spandoeken hoog
opgeheven. Adoptie door twee vrouwen of twee mannen? Uit den boze! In de ban.
Omdat dat gewoon niet kan!
Maar wat is eigenlijk
gewoon? Een keurig gezinnetje, waarin papa en mama van je houden? Ouders die je uitgebalanceerd begeleiden naar de volwassenheid? Wenselijk ja, maar gewóón, in
de betekenis van ‘vanzelfsprekend’? Komt het allemaal vanzelf goed zolang er maar aan eentje - even citeren uit de rijke vocabulaire der actualiteit - een piemel zit? Was het maar zo simpel.
Volgende week ga ik de fenolijn niet missen. Vooral omdat
ik zelf wil bellen. “Gezien, in Italië. Honderden kakelende kippen. Een
oorverdovend lawaai. En dat is zeker niet gewoon, voor kippen zonder kop!”