Het gaat slecht met Nederland. Met heel West-Europa eigenlijk, maar je eigen pijn voel je het meest. Terwijl de werkloosheid stijgt, moeten we steeds langer blijven werken.
Die 130 kilometerperuurzones hebben ook nog bitter weinig opgeleverd. We staan uren in de file, zelfs midden op de dag. En wie een huurhuis hoopt te betrekken, staat met een beetje pech zelfs jaren in de wachtrij. Straks genieten van een rijkelijk relaxte oude dag? Met die bevroren pensioenen staan we straks allemaal in de kou.
Waar moet het naartoe met onze maatschappij? Met al die stromen buitenlanders die hier ook nog een nieuw bestaan hopen op te bouwen?
En dan… voor een reportage voor en blad van UWV bezoek ik een asielzoekerscentrum. Mensen uit de hele wereld bijeengebracht in een nieuwe maatschappij op mini-formaat. De monden in door het leven getekende gezichten spreken allemaal een eigen taal, in diverse gradaties gelardeerd met Nederlandse woordjes. Zo, van nabij, vervagen culturele verschillen en zijn mensen niet langer anonieme ‘vreemdeling zeker die verdwaald is zeker’. Als ze een gezicht krijgen, ontstaat echt contact. Eventjes zelfs hecht contact.
Vooral omdat het weinig fantasie kost me deze kleurrijke mengeling van mensen te verbeelden in hun eigen omgeving. Als de personificatie van de zo veelgeroemde hartelijkheid die gebruikelijk is in den vreemde.
Versgezette thee in een mok met een scherf eraf. Een afgescheurde homp van het versgebakken brood. Of een stralende lach van een tandeloze mond voor onze digitale camera. Zijn al die kleine verrassingen waarmee de authentieke bewoners ons daar ‘thuis’ laten voelen, niet de mooiste herinneringen aan onze vakantiereizen naar exotische bestemmingen?
Andersom, hoe ver de aanleidingen voor hun vertrektochten ook uiteenlopen, met vakantie hebben ze weinig te maken.
“Al op mijn zestiende verliet ik mijn geboorteland. Blijven was te gevaarlijk omdat mijn politieke denkbeelden niet strookten met de zittende regering.
“Dat we in de beginperiode nauwelijks contact hadden met onze achtergebleven familie, was moeilijk. Zeker nadat ik ontdekte dat ik zwanger was.”
“Als ik eenmaal een vast inkomen heb, hoop ik dat ook mijn vrouw en dochtertje van vier naar Nederland mogen komen”
“Toekomstperspectief en vrijheid voor onze kinderen, een vroegere wens, is in Nederland waarheid geworden.”
Flarden van gesprekken echoën nog lang na in mijn hoofd. En als ik mijn ogen sluit, zie ik die andere ogen met daarin de weerspiegeling tussen hoop en vrees, omdat het onmogelijk is om terug te keren naar het land waar je niet meer leven kan.
‘Vluchten kan niet meer’*. Vast geen toeval dat dit lied zomaar komt bovenborrelen.
Maar eigenlijk klinkt nog meer de weerklank van die ándere regel.
‘Schuilen kan nog wel, schuilen bij elkaar.’
Hoe armer hoe gastvrijer, wordt weleens gezegd. Ik hoop zo dat het klopt, óók hier.
Kan dat misschien het voordeel zijn van de tijd waarin de files groeien, de pensioenen worden afgeroomd en het allemaal een beetje minder wordt?
*Van Frans Halsema & Jenny Arean