Posts tonen met het label asielzoekers. Alle posts tonen
Posts tonen met het label asielzoekers. Alle posts tonen

woensdag 2 november 2016

Feestmuts



Bij de eerste bijeenkomst na het vakantieseizoen van ons taalgroepje, beraad ik me op handvatten om de Nederlandse spraak- en spellingsregels een beetje aantrekkelijk te presenteren. Het is toch al bijzonder dat al die buitenlandse vrouwen op vrijdagmorgen naar het wijkcentrum komen, terwijl ze eigenlijk wel wat anders aan hun hoofd hebben dan kofschip of fokschaap.

En het blijft eng, praten in een nog onbekende taal. Maar de dingen van de dag nodigen uit om óók je zegje te willen doen. Deze keer hoef ik niet lang te piekeren over het onderwerp. Er waren kort geleden twee vrouwen jarig, dus dat aansprekende thema krijg ik zomaar cadeau.
Met een cake en een papieren hoedje (“In Nederland krijgen kinderen op school een feestmuts”) en twee verjaarscadeautjes in de tas fiets ik naar de praatgroep.
‘Hoe vier je een verjaardag in jullie thuisland?’ klinkt toch als een leuke binnenkomer.

Het loopt allemaal anders. Bij de fietsenstalling staat een van de vrouwen me op te wachten.
“Ik kan helaas niet meer komen. Moet drie dagen per week werken en nu heel druk,” en haar ogen vertellen hoe moe ze is. Het cadeautje geef ik haar mee naar huis.

De andere jarige is er ook niet. Ziek! Aan de tafel in de hal wat onbekende gezichten. Handen schudden en namen proberen te onthouden. Mijn uitnodiging om elkaar even iets meer te vertellen klinkt nog vrolijk, maar dat duurt niet lang. Vluchten, familieleden achterlaten, vaak niet kunnen bellen. Niet eens alleen omdat het duur is. Door de oorlog is Skype niet bereikbaar; doorgesneden kabels en overhoop geschoten telefooncentrales.

Vrachtwagens, wiebelige bootjes en als je eenmaal aangekomen bent, op die onbekende eindbestemming, ben je er nog lang niet. Asielzoekerscentra, tranen, een moeder met een gewond been, een man die op zijn 40ste al levenslang wordt afgekeurd vanwege al die schroeven in zijn ledematen. Syrië, Irak, Somalië. De vader- en moederlanden zijn verschillend, maar in de verhalen vindt men herkenning.

De ochtend brengt geen ‘piece of cake’, en ook het papieren hoedje blijft in de tas. Ik voel me zelf een muts. Het leven is geen feest, of ik nou wel of niet ben geweest.


Maar er gebeurt wel degelijk iets moois, want aan het einde van de ochtend is er een glimlach op gezichten. Taalproblemen zijn slechts een schijntje van alle moeilijkheden, maar gebroken Nederlands schept wél een band.





maandag 24 november 2014

Lopen voor de lol

Pieterpadstappers. Nee, dat zijn geen speciale schoenen, bijvoorbeeld zoiets als bordeelsluipers, maar dan anders. Pieterpadstappers, dat zijn mensen. Gewone mensen? Ja, dat weet ik dan weer niet zo goed, want wie gaat er nou vrijwillig een slordige 500 kilometer dwars door Nederland lopen? Van noord naar zuid? Of andersom, dat kan ook nog. Want… waarheen leidt de weg? Naar nergens!
Ja, naar duizenden stappen op de teller van de benenwagen. Lopen voor de lol, that’s all!

Ze zullen het zich niet eens afgevraagd hebben waarnaar wij op weg waren, afgelopen zaterdag een paar kilometer voor station Ommen. Ze hadden genoeg aan zichzelf, sjouwend met zichtbaar zware tassen, de mensen met een getinte huidskleur. We passeerden er tientallen, in vele schakeringen van lichtbruin tot bijna-zwart. De grootste gemene deler was de gele plastic draagzak. Van de lokale Jumbo.

Twee kindjes maakten zich los van de rest. In hun wat scheef staande ogen (afkomstig uit China of de contreien van Oezbekistan?) lag nog niks van berusting. Integendeel, de vrolijkheid spatte er bijna vanaf. Ze renden ons tegemoet, klapwiekend met hun blote armpjes. Hadden ze het niet koud? Of simpelweg geen dikkere winterkleren? “GGGaat het ggggoed?” riep de oudste, een jongetje van een jaar of zeven, en hij keek een beetje brutaal.
“Prima,” zeiden wij tegelijkertijd en wisselden een glimlach met de man en vrouw die volgden. De vrouw een beetje scheef, door de zwaartekracht van de volle boodschappentas.

Ons vermoeden van waarnaar zij op weg waren, werd later thuis bevestigd door de alwetende Google-encyclopedie. Sinds begin oktober zijn bijna 400 asielzoekers ondergebracht in een recreatiepark middenin het bos. Prachtige locatie, maar toch weer anders als je bijna tien kilometer moet lopen voor je wekelijkse boodschappen. Het was gelukkig een mooie herfstmiddag, maar de regen en kou (en wie weet ook sneeuw) zullen niet lang meer op zich laten wachten.

Op dat bospad, vol knisperende bladeren, kruisten even onze wegen. Wij met onze lichtgewicht rugzak (gewoon maar van Aldi) en sportieve stappers (gelukkig van Lidl in plaats van een duur sportmerk), zij zeulend met de primaire levensbehoeften. Ik weet, in hun thuisland waren ze vast gewend aan tien kilometer lopen voor een beetje water, balancerend op hun hoofd. Evengoed, wat een wereld van verschil.
Wij op weg naar de trein. Anderhalf uur en weer lekker thuis. Zij naar de tijdelijke opvang in het bos, maar nog een veel langere weg te gaan voordat ze zich ooit thuis zullen voelen in een vreemd land en een vreemde cultuur.



Lopen voor de lol? Wie weet dat hun kinderen dat ooit doen, als ze de kans maar krijgen zich te vestigen in een land waar je (bijna altijd) veilig rond kan lopen zonder op je tellen te hoeven passen voor gevaar van bommen en scherpschutters. Veel beter kan je gewoon je passen tellen.




maandag 30 september 2013

Een lekker dagje op kantoor


Het geldt vooral voor maandagmorgens. Het mooiste moment van de dag, de grens tussen ontwaken en nog even blijven liggen, heel eventjes maar. Er zijn honderdenéén smoesjes te bedenken om er niet ééntweedrie uit te springen, maar je vol overgave je koesteren onder het dekbed dat precies-nu-nét-zo-lekker-warm-is, en waarom ’s avonds – als je erin moet – zo ijzig koud?



Eén reden voor liggen blijven is dat de donzige dekmantel nog even afsluit van de werkelijke wereld en de dingenvandedag. Maar de wekkerradio op het nachtkastje rukt me onherroepelijk uit de sluimerstand. Ineens krijg ik kippenvel, onder het dons. Vandaag wordt er ontruimd! Dik 100 asielzoekers moeten vandaag vertrekken uit de kantoorflat in Slotervaart. De projectontwikkelaar en eigenaar heeft andere plannen met het onroerend goed. Begrijpelijk en volkomen legaal. Alleen, met de winter voor de deur, een hele groep mensen (met kinderen?) lukraak op straat zetten? Dat klinkt als on(t)roerend fout.

Gisteren was het precies 70 jaar geleden dat (op 29 september 1943) de laatste razzia plaatsvond in Amsterdam. Honderden Joden werden uit hun huizen gehaald en weggevoerd. Het is vast niet politiek verantwoord om die link te leggen met uitgeprocedeerde asielzoekers, en toch is die er gevoelsmatig wel.

In gedachten knoop ik het koordje van mijn badjas vast. Het is nog vroeg, eerst koffie, douchen en aankleden kan zo wel. Het is zelfs nog donker. De ochtendkrant ligt op de mat, de poes smikkelt zijn zakje zachtvoer, de Senseo snort een vers bakje, de ontbijtkoek krijgt een laagje roomboter (niet te dik!), de kachelplaat voelt behaaglijk warm. Van die zalige vanzelfsprekendheden waarvan ik me nooit afvraag waarom ik ze verdien. Dáárom. Die honderdplus (bijna ex-)bewoners, van wat in de volksmond al bekend staat als de Vluchtflat, hebben geen vanzelfsprekendheden.

De mannen en vrouwen uit Somalië, Sudan, Ethiopië en Eritrea zijn zonder verblijfspapieren. Zonder elektriciteit en warm water ook, heb ik begrepen. En zeer binnenkort dus ook zonder dak boven hun hoofd. Als ons internet eruit ligt, gillen we al moord en brand (ja, ook ik, toegegeven). Ik herinner me nog hun zwerftocht van het tentenkamp in Osdorp en de St. Jozefkerk in Amsterdam-West (de ‘Vluchtkerk’) naar de Vluchtflat. Een lekker dagje kantoor hoort er vanaf vandaag ook niet meer bij.
Een nomadenbestaan. Eigenlijk precies wat ze gewend zijn. Wat zullen ze zich thuis voelen in ons vaderland. Ons volkslied een beetje aanpassen, wat multicultureler? Dan misschien ook maar een nieuwe melodie? Wat te denken van ‘Vluchten kan niet meer’, van Jenny Arean en Frans Halsema? ‘Schuilen kan nog wel, schuilen bij elkaar.’

Als ik het lichtje boven het bureau aanknip en de knalgele reclameboekjes zie liggen, die afgelopen weekend in de brievenbus rolden, voel ik schaamte. De Drie Dwaze Dagen van de Bijenkorf. Volgens mij zijn het er heel wat meer.


Ik wens veel wijsheid aan Burgemeester Eberhard van der Laan en het Openbaar Ministerie. En misschien ook een vleugje barmhartigheid?


maandag 9 januari 2012

Vluchten kan niet meer…

Het gaat slecht met Nederland. Met heel West-Europa eigenlijk, maar je eigen pijn voel je het meest. Terwijl de werkloosheid stijgt, moeten we steeds langer blijven werken.
Die 130 kilometerperuurzones hebben ook nog bitter weinig opgeleverd. We staan uren in de file, zelfs midden op de dag. En wie een huurhuis hoopt te betrekken, staat met een beetje pech zelfs jaren in de wachtrij. Straks genieten van een rijkelijk relaxte oude dag? Met die bevroren pensioenen staan we straks allemaal in de kou.
Waar moet het naartoe met onze maatschappij? Met al die stromen buitenlanders die hier ook nog een nieuw bestaan hopen op te bouwen?
En dan… voor een reportage voor en blad van UWV bezoek ik een asielzoekerscentrum. Mensen uit de hele wereld bijeengebracht in een nieuwe maatschappij op mini-formaat. De monden in door het leven getekende gezichten spreken allemaal een eigen taal, in diverse gradaties gelardeerd met Nederlandse woordjes. Zo, van nabij, vervagen culturele verschillen en zijn mensen niet langer anonieme ‘vreemdeling zeker die verdwaald is zeker’. Als ze een gezicht krijgen, ontstaat echt contact. Eventjes zelfs hecht contact.
Vooral omdat het weinig fantasie kost me deze kleurrijke mengeling van mensen te verbeelden in hun eigen omgeving. Als de personificatie van de zo veelgeroemde hartelijkheid die gebruikelijk is in den vreemde.
Versgezette thee in een mok met een scherf eraf. Een afgescheurde homp van het versgebakken brood. Of een stralende lach van een tandeloze mond voor onze digitale camera. Zijn al die kleine verrassingen waarmee de authentieke bewoners ons daar ‘thuis’ laten voelen, niet de mooiste herinneringen aan onze vakantiereizen naar exotische bestemmingen?
Andersom, hoe ver de aanleidingen voor hun vertrektochten ook uiteenlopen, met vakantie hebben ze weinig te maken.
“Al op mijn zestiende verliet ik mijn geboorteland. Blijven was te gevaarlijk omdat mijn politieke denkbeelden niet strookten met de zittende regering.
“Dat we in de beginperiode nauwelijks contact hadden met onze achtergebleven familie, was moeilijk. Zeker nadat ik ontdekte dat ik zwanger was.”
 “Als ik eenmaal een vast inkomen heb, hoop ik dat ook mijn vrouw en dochtertje van vier naar Nederland mogen komen”

“Toekomstperspectief en vrijheid voor onze kinderen, een vroegere wens, is in Nederland waarheid geworden.”

Flarden van gesprekken echoën nog lang na in mijn hoofd. En als ik mijn ogen sluit, zie ik die andere ogen met daarin de weerspiegeling tussen hoop en vrees, omdat het onmogelijk is om terug te keren naar het land waar je niet meer leven kan.
‘Vluchten kan niet meer’*. Vast geen toeval dat dit lied zomaar komt bovenborrelen.
Maar eigenlijk klinkt nog meer de weerklank van die ándere regel.
‘Schuilen kan nog wel, schuilen bij elkaar.’

Hoe armer hoe gastvrijer, wordt weleens gezegd. Ik hoop zo dat het klopt, óók hier.
Kan dat misschien het voordeel zijn van de tijd waarin de files groeien, de pensioenen worden afgeroomd en het allemaal een beetje minder wordt?

*Van Frans Halsema & Jenny Arean