Wanneer kwam de ommezwaai? Ik weet het niet meer precies,
maar het vroegere grote verlangen om bij ‘de groep’ te horen, hangt nog vers in
het geheugen.
Opgroeien in een tijd en een land van vrijheidblijheid
betekende geen officieel schooluniform, maar garandeerde ook zeker geen vrije
kledingkeuze. Jeans van Wrangers of Lee waren een must om
te laten zien dat je het leven snapte. En niet te vergeten de plompe stappers
van Roots, met zoals dat werd aangeprezen ‘de negatieve hak’. Die zorgde er in
ieder geval voor dat je wat achterover helde, zodat je onzekere puberhouding
veranderde in stoer rechtop. Kregen de podologen – “Een must voor de ruggengraat,”
– toch nog gelijk. Met Roots aan de voeten leek het in ieder geval alsof je er
eentje had.
Hemel en aarde heb ik bewogen om mijn ouders, de
budgetbewakers, te overtuigen van nut en vooral noodzaak van passen bij de
rest. Tot de dag dat het ineens ánders moest. De dag waarop ik besloot mijn
eigen kleren te leren maken om vooral onderscheidend te kunnen zijn.
Mijn omgekeerde verlangen bracht me zelfs op naailes. Wat
een gemak dat het niet nodig was het patroon een beetje aan te passen aan mijn
persoonlijke maten. Afgestemd op 1,68 lichaamslengte was alles me op het lijf
geschreven. Maar hoe teleurstellend de confrontatie: ik was exact de Gemiddelde
Vrouw!
Ook op andere terreinen in latere levensfasen viel daar
niet aan te ontsnappen. Op mijn 30ste ontdekte ik de eerste grijzen haren. En
ja hoor, op mijn 48ste prijkte er een leesbril op het puntje van mijn neus. Het
accessoir an sich stemde me diktevreden, want zo loensend over de glaasjes
tijdens een gesprek oogt je intelligentiequotiënt toch al gauw tien puntjes
hoger. Maar waarom moet dat precies op de gemiddelde leeftijd beginnen?
Al een tijdje word ik omringd door nieuwe ontwikkelingen
in antigroepsgedrag.
“Mijn beha’s koop ik in zo’n exclusieve lingeriezaak,
want ja, met mijn borsten…”
“Ik gebruik tegenwoordig speciale shampoo gemaakt van
crème van yaks uit de hooglanden van Tibet, want ja, met mijn haar…”
“Mijn schoenen zijn gefabriceerd van leder van de
Dikbilrundveestapel en op Nederlandse leest geschoeid, want met mijn voeten…”
Ik word er vaak een beetje onzeker van, al die opmerkingen in de ‘omdat ik het waard ben’-tendens. Mijn ondergoed komt voornamelijk uit de
rekken van de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam, mijn
crèmespoeling is van de drogist die zichzelf profileert als goedkope
‘kruidendokter’, en op voordelige schoenen kan ik nog best aardig uit de
voeten. Het is echt niet dat ik te gierig ben, maar ik heb nou eenmaal niet
zoveel persoonlijke kenmerken die schreeuwen om een hoge investering in een
exclusief assortiment. Ik voel me vooral verschrikkelijk gewóón.
Vorige week kwam er een vriendin op de thee. Ik droeg
mijn zelfgebreide vest, een kleurrijke mix van aanbiedingen van de markt en
restjes wol.
“Wat een grappig model,” prees de gaste, een dik stuk
chocolade in haar hand. “Ik zou dat nooit aan durven, maar dit is écht iets voor
jou.”
Of haar woorden volledig als zuiver onversneden
compliment bedoeld waren, wil ik niet eens weten. Het is me in ieder geval dus
tóch gelukt een beetje anders te zijn dan gemiddeld. Gewoonweg door gewóón te
blijven.
;-)
BeantwoordenVerwijderenLaten wij (ex-collega's, dames van rond de 50, verfje in het haar, brilletje op de neus) nou nog maar GEWOON GENIETEN van alles!
BeantwoordenVerwijderen