maandag 14 januari 2013

Gewoonweg gewoon



Wanneer kwam de ommezwaai? Ik weet het niet meer precies, maar het vroegere grote verlangen om bij ‘de groep’ te horen, hangt nog vers in het geheugen.

Opgroeien in een tijd en een land van vrijheidblijheid betekende geen officieel schooluniform, maar garandeerde ook zeker geen vrije kledingkeuze. Jeans van Wrangers of Lee waren een must om te laten zien dat je het leven snapte. En niet te vergeten de plompe stappers van Roots, met zoals dat werd aangeprezen ‘de negatieve hak’. Die zorgde er in ieder geval voor dat je wat achterover helde, zodat je onzekere puberhouding veranderde in stoer rechtop. Kregen de podologen – “Een must voor de ruggengraat,” – toch nog gelijk. Met Roots aan de voeten leek het in ieder geval alsof je er eentje had.

Hemel en aarde heb ik bewogen om mijn ouders, de budgetbewakers, te overtuigen van nut en vooral noodzaak van passen bij de rest. Tot de dag dat het ineens ánders moest. De dag waarop ik besloot mijn eigen kleren te leren maken om vooral onderscheidend te kunnen zijn.
Mijn omgekeerde verlangen bracht me zelfs op naailes. Wat een gemak dat het niet nodig was het patroon een beetje aan te passen aan mijn persoonlijke maten. Afgestemd op 1,68 lichaamslengte was alles me op het lijf geschreven. Maar hoe teleurstellend de confrontatie: ik was exact de Gemiddelde Vrouw!

Ook op andere terreinen in latere levensfasen viel daar niet aan te ontsnappen. Op mijn 30ste ontdekte ik de eerste grijzen haren. En ja hoor, op mijn 48ste prijkte er een leesbril op het puntje van mijn neus. Het accessoir an sich stemde me diktevreden, want zo loensend over de glaasjes tijdens een gesprek oogt je intelligentiequotiënt toch al gauw tien puntjes hoger. Maar waarom moet dat precies op de gemiddelde leeftijd beginnen?



Al een tijdje word ik omringd door nieuwe ontwikkelingen in antigroepsgedrag.
“Mijn beha’s koop ik in zo’n exclusieve lingeriezaak, want ja, met mijn borsten…”
“Ik gebruik tegenwoordig speciale shampoo gemaakt van crème van yaks uit de hooglanden van Tibet, want ja, met mijn haar…”
“Mijn schoenen zijn gefabriceerd van leder van de Dikbilrundveestapel en op Nederlandse leest geschoeid, want met mijn voeten…”

Ik word er vaak een beetje onzeker van, al die opmerkingen in de ‘omdat ik het waard ben’-tendens. Mijn ondergoed komt voornamelijk uit de rekken van de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam, mijn crèmespoeling is van de drogist die zichzelf profileert als goedkope ‘kruidendokter’, en op voordelige schoenen kan ik nog best aardig uit de voeten. Het is echt niet dat ik te gierig ben, maar ik heb nou eenmaal niet zoveel persoonlijke kenmerken die schreeuwen om een hoge investering in een exclusief assortiment. Ik voel me vooral verschrikkelijk gewóón.

Vorige week kwam er een vriendin op de thee. Ik droeg mijn zelfgebreide vest, een kleurrijke mix van aanbiedingen van de markt en restjes wol.
“Wat een grappig model,” prees de gaste, een dik stuk chocolade in haar hand. “Ik zou dat nooit aan durven, maar dit is écht iets voor jou.”
Of haar woorden volledig als zuiver onversneden compliment bedoeld waren, wil ik niet eens weten. Het is me in ieder geval dus tóch gelukt een beetje anders te zijn dan gemiddeld. Gewoonweg door gewóón te blijven.


2 opmerkingen: