maandag 19 augustus 2013

Dwalende door het paleis


Vorige week was ik in het Paleis van Justitie, gelegen aan het Amsterdamse IJ. Binnenkomen bleek niet moeilijk. Voor ik het wist zat ik - na balie en poortje - op de eerste verdieping, te wachten op ‘de zaak’. Dé zaak ja, want ik was een vrouw met een missie. Ik had connecties met de dader, en dat maakt zo’n proces toch meteen een stuk persoonlijker.


Voor de verschillende rechtszalen was het een drukte van belang. Mensen wiebelden onrustig van het linker- op het rechterbeen, terwijl de toiletten toch dichtbij waren. Maar ja, nervositeit over de uitspraak raak je daar niet kwijt. Pas toen ik beter luisterde naar de flarden van een gesprek ter linkerzijde, drong tot me door waar het over ging.
“Zijn vader heeft mij dus zo hard geslagen, dat ik er nu nog last heb.”
“Maar dan moeten we er ook bij vertellen dat hij pas ook zijn buurman heeft aangereden.”
“Ja, en dan zeg ik dat die nog steeds pijn heeft in zijn been.”
Een andere wereld, met andere waarden?

De meeste aandacht trokken de mannen en vrouwen die binnen kwamen rennen in casual spijkerbroeken en zeulend met grote boodschappentassen. Vlak voor de bodebalie trokken ze daar geroutineerd zwarte lappen uit tevoorschijn die me deden denken aan een boerka. Wit servetje omgeknoopt en … ze waren advocaat.

Toen onze ‘zaak’ werd aangekondigd, schoven de mensen die ik familiaire betrekkingen toedichtte, aan de rechterkant. Als vrijwilliger van Gevangenenzorg had ik de linkerbank voor mij alleen. Comfortabel werd het niet, dat harde hout.  

Het leek of iedereen de adem inhield, wachtend op de komst van de dader. Gek om hem zo te zien, gechaperonneerd door twee bewakers. Na vele gesprekjes in het bezoekerskamertje in de gevangenis was hij voor mij allang niet meer de man met de initialen uit de krant, veroordeeld tot vier jaar. Dat deze voor Nederlandse begrippen lange straf geheel terecht was, daarover bestond geen twijfel, aldus de advocaat-generaal. Een grijze vrouw met een koude blik die de aanklacht voordroeg, zonder enige emotie in haar stem.

Ik zag de rug van de aangeklaagde even verstrakken. Maar hij slaagde erin zijn hoger beroep te motiveren. Door te vertellen hoe hij zichzelf had teruggevonden in de gevangenis, na een leven vol met drugs. Hoe alles anders was geworden sinds hij vader is. En vooral, hoeveel spijt hij had over zijn daad, gepleegd in een vlaag van verstandsverbijstering, nota bene officieel aangetoond met psychologisch onderzoek. De ogen van de rechter keken aimabel en vooral wijs. Levenswijs. Ze lichtten even op bij de geboorte van het dochtertje, maar de advocaat-generaal bleef bij haar standpunt. “Geen reden voor strafvermindering.” Onvermurwbaar als het stenen tijdperk. Wie zonder zonde is, werpe de eerste?

Van de twee weken wachttijd is nu de helft om, en ik hoop dat de balans doorslaat naar de goede kant. Begrijpt dan niemand dat deze jonge vader liefst zo snel mogelijk voor zijn dochter wil gaan zorgen? Hem zo lang mogelijk opsluiten, daar wordt toch niemand beter van? Ook niet de maatschappij?

Net kreeg ik een mailtje van een medewerker van Gevangenenzorg. “Ik had vorige week een bizarre, maar ook leerzame ervaring. Ze wilden me beroven bij het pinnen. Gelukkig zijn ze op basis van hun nummerbord snel gepakt. Benieuwd hoe die rechtszitting straks verloopt. Ik heb al wel via Slachtoffer in Beeld kenbaar gemaakt dat ik graag eens met ze wil praten. Misschien wel goed zo weer helder te hebben dat we werken voor mensen die echt rotstreken uithalen!”

 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten