Vorige week was ik
in het Paleis van Justitie, gelegen aan het Amsterdamse IJ. Binnenkomen bleek
niet moeilijk. Voor ik het wist zat ik - na balie en poortje - op de eerste
verdieping, te wachten op ‘de zaak’. Dé zaak ja, want ik was een vrouw met een
missie. Ik had connecties met de dader, en dat maakt zo’n proces toch meteen
een stuk persoonlijker.
Voor de verschillende rechtszalen was het een drukte van
belang. Mensen wiebelden onrustig van het linker- op het rechterbeen, terwijl
de toiletten toch dichtbij waren. Maar ja, nervositeit over de uitspraak raak
je daar niet kwijt. Pas toen ik beter luisterde naar de flarden van een gesprek
ter linkerzijde, drong tot me door waar het over ging.
“Zijn vader heeft mij dus zo hard geslagen, dat ik er nu
nog last heb.”
“Maar dan moeten we er ook bij vertellen dat hij pas ook
zijn buurman heeft aangereden.”
“Ja, en dan zeg ik dat die nog steeds pijn heeft in zijn
been.”
Een andere wereld, met andere waarden?
De meeste aandacht trokken de mannen en vrouwen die binnen
kwamen rennen in casual spijkerbroeken
en zeulend met grote boodschappentassen. Vlak voor de bodebalie trokken ze daar
geroutineerd zwarte lappen uit tevoorschijn die me deden denken aan een boerka.
Wit servetje omgeknoopt en … ze waren advocaat.
Toen onze ‘zaak’ werd aangekondigd, schoven de mensen die
ik familiaire betrekkingen toedichtte, aan de rechterkant. Als vrijwilliger van
Gevangenenzorg had ik de linkerbank voor mij alleen. Comfortabel werd het niet,
dat harde hout.
Het leek of iedereen de adem inhield, wachtend op de
komst van de dader. Gek om hem zo te zien, gechaperonneerd door twee bewakers.
Na vele gesprekjes in het bezoekerskamertje in de gevangenis was hij voor mij
allang niet meer de man met de initialen uit de krant, veroordeeld tot vier
jaar. Dat deze voor Nederlandse begrippen lange straf geheel terecht was,
daarover bestond geen twijfel, aldus de advocaat-generaal. Een grijze vrouw met
een koude blik die de aanklacht voordroeg, zonder enige emotie in haar stem.
Ik zag de rug van de aangeklaagde even verstrakken. Maar
hij slaagde erin zijn hoger beroep te motiveren. Door te vertellen hoe hij
zichzelf had teruggevonden in de gevangenis, na een leven vol met drugs. Hoe
alles anders was geworden sinds hij vader is. En vooral, hoeveel spijt hij had
over zijn daad, gepleegd in een vlaag van verstandsverbijstering, nota bene
officieel aangetoond met psychologisch onderzoek. De ogen van de rechter keken
aimabel en vooral wijs. Levenswijs. Ze lichtten even op bij de geboorte van het
dochtertje, maar de advocaat-generaal bleef bij haar standpunt. “Geen reden
voor strafvermindering.” Onvermurwbaar als het stenen tijdperk. Wie zonder
zonde is, werpe de eerste?
Van de twee weken wachttijd is nu de helft om, en ik hoop
dat de balans doorslaat naar de goede kant. Begrijpt dan niemand dat deze jonge
vader liefst zo snel mogelijk voor zijn dochter wil gaan zorgen? Hem zo lang
mogelijk opsluiten, daar wordt toch niemand beter van? Ook niet de
maatschappij?
Net kreeg ik een mailtje van een medewerker van
Gevangenenzorg. “Ik had vorige week een bizarre, maar ook leerzame ervaring. Ze
wilden me beroven bij het pinnen. Gelukkig zijn ze op basis van hun nummerbord
snel gepakt. Benieuwd hoe die rechtszitting straks verloopt. Ik heb al wel via
Slachtoffer in Beeld kenbaar gemaakt dat ik graag eens met ze wil praten. Misschien
wel goed zo weer helder te hebben dat we werken voor mensen die echt rotstreken
uithalen!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten