Wanneer heb je voor
het eerst in je leven iets nieuws gedaan? Is het toevallig dat die Dagelijkse
Gedachte (waarop ik me in een achteloze bui heb geabonneerd) vandaag in mijn
mailbox staat? Of hecht ik er simpelweg
nu meer aandacht aan dan andere dagen? Omdat de vraag zo actueel is?
Het poortje ben ik al tientallen keren gepasseerd. Maar
nu voelt het anders. Een andere gevangenis. Andere bewakers. Maar vooral, een nieuwe
gedetineerde.
“Is dat hem?”vraagt de bewaarder die me voorgaat naar de
bezoekzaal.
“Geen idee! Ik heb hem nog nooit gezien.”
Fronsende wenkbrauwen. Maak ik een geintje? Dan druppelt het
langzaam door dat ik geen familie ben.
Even later balanceer ik op een onhandig draaikrukje, net
een beetje te hoog. Omdat ik – zelf ook onhandig – niet zo snel ontdek wat de
juiste richting is om het lager te draaien – laat ik het maar zo. Ter
linkerzijde een stelletje, hij met armen blauw van de tattoos, hellend naar
elkaar. Lastig, met dat transparante perspexplaatje ertussen.
Nog lastiger om tegenover iemand te zitten die je (nog)
niet kent.
“De eerste keer raad ik de familiezaal aan,” klonk als
bindend advies van de maatschappelijk dienstverlener van justitie. Me daarin
schikken vind ik wel zo veilig. Onbekend maakt onbemind, en wie weet draagt hij
zo’n grote dosis boosheid in zich die zomaar tot ontpopping kan komen. Ik weet
niet waar de trigger ligt, en dat is
bijna gevaarlijker en in ieder geval een minder controleerbaar wapen dan het
meest ingenieuze pistool. Interne woede, die is niet te fouilleren en staat
altijd op scherp.
Aftastend kijken we elkaar in de ogen. Wat leest hij in
mijn blik?
Ik zie een verwarde man. Hij weet niet waarom hij hier
zit. Toevallig opgeplakt, de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Zijn familie
woont in een andere stad, honderd kilometer hier vandaan. Inderdaad niet om de
hoek. Maar vooral de gevoelsmatige afstand voelt ver als ik hoor dat niet één
van hen de moeite neemt om even bij hem op bezoek te komen.
Uit summiere achtergrondinformatie weet ik dat het de zoveelste
keer is dat hij vastzit. De personificatie van recidive? De komende tijd gaat
we een uurtje per twee weken onze levens delen. Ik ben vooral erg benieuwd naar
zijn leven dat hiervóór ligt, wat hem uiteindelijk hier heeft gebracht.
Is het waar dat hij is weggelopen uit de psychiatrische
inrichting waar de behandeling nog lang niet klaar was? Klopt het dat hij niet
eens weet waar zijn eigen kind woont? Hij lijkt in ieder geval genoeg in de war
om me voor te stellen dat het waar kán zijn.
Na overleg met Gevangenenzorg bel ik later de beoogde
inrichting. “Misschien heeft hij hier gezeten, misschien is het telefoonnummer
van zijn kind hier bekend. Misschien is er een reden dat hij dat niet heeft.
Misschien…” luidt het begrijpelijke respect van privacy. Het mij gegeven adres
geeft een glimpje houvast.
Eén ding is zeker. Vandaag ga ik weer naar hem toe. Nu
maar hopen dat het is toegestaan één enveloppe, één gelinieerd A-viertje en één
postzegel mee naar binnen te nemen. Hem wat hoop geven, dat is het minste wat
ik voor hem kan doen.