maandag 10 maart 2014

Achilles


Motorrijden doe ik niet, maar sinds kort begrijp ik wel het vriendschappelijk handopsteekgebaar ‘on the road’. Het schept een band, ‘rolling on wheels’. Het is vast een soortgelijke verwantschap tussen al die renners met glimmende legging, dopjes in de oren en gelaatskleurschakeringen van roze tot dieprood, afhankelijk van de afgelegde (kilo)meters en de geoefendheid van de benen om de klappen op te vangen.


Wij (h)erkennen elkaar. Elkaars zwoegen, elkaars zweten. Ja, wij! Sinds kort ben ik ‘one of the guys and girls’. Wij sportievelingen, die denken dat we het heft in eigen handen (en vooral voeten) nemen. Wie echt kritisch kijkt, ziet een soort van afstand bestuurbare poppetjes die zich laten leiden door een onzichtbare coach die je door het hele park schreeuwt “Je kunt het, je kunt het!”.
Zelfs degenen die zich vroeger het liefste verstopten tussen de nattige jassen in de kleedkamer bij de verplichte gymles op school, rennen nu met fanatieke blik hun rondjes.
Hoe ik dat weet? Omdat mijn geheugen het nog best goed doet.

Heel wat minder is het met mijn vermogen tot dosering. Sinds kort ren ik ook mijn trainingsrondjes. Puffend, hijgend, maar vooral gemotiveerd to the max. Als ik eenmaal ben gestart, ben ik niet zo goed meer te stoppen. Rustig aan opbouwen? Dat is mijn achilleshiel.
Peptalk en opzwepende muziek geven me bijna vleugels. Discodansend vlieg ik door het park. Speedy Gonzales. Hands up naar al die collega-renners. Wat zijn het er veel! 
Rollin rollin, rawhide.

Het is niet alleen het uptempo van de klanken die uit de MP3-speler rollen. Ook zonder renschoenen hol ik mezelf nogal eens voorbij. Dat heb je met de combinatie van al wél een beetje oud, maar nog niet het bijbehorende wijs. Toch, ren-je-rot gaat op een gegeven moment niet meer op. Fonkelnieuwe sportschoenen aan de voeten, paars met roze, met een demping in de zolen waarvan je bijna automatisch omhoog veert. Helaas, de spierpijn (eerder die week opgelopen op de ouwe, jarenlang ongebruikte sportschoenen) trekt niet snel weg. Al bij de eerste minuut schiet er een pijnscheut door mijn rechterenkel. Kom op, we zullen doorrrrgaan. Nu stoppen is zonde.

Niet alleen met droge tong en kloppende borstkas stap ik na afloop de voordeur weer binnen. Vooral kreupel strompel ik de trap op, naar de douche. Minstens even kreupel kom ik de volgende morgen mijn bed uit. Mijn dikke enkel pas ternauwernood in mijn laars die normaal gesproken drie wintersokken over elkaar kan herbergen. Maar het moet, want er staat een cursusdag op het programma. Gelukkig met veel zitten. Als ik me voor de lunchpauze met moeite omhoog hijs, voel ik bijna verwantschap met die ene mevrouw in een rolstoel.

“Nou, ik zou maar even naar de huisarts of zelfs fysiotherapeut gaan,” adviseert een vriendin (ook op de cursus), met ervaring in rennen en blessures (en ook in motorrijden trouwens). Om een vrolijke draai aan de dag te geven, is ze best bereid me even rond te rijden in de leenrolstoel die ik nu toch geoorloofd mag gebruiken.

Enig google-diagnosewerk ’s avonds thuis, bevestigt de suggestie van de sportieve vriendin. Waar ik last van heb, is de beruchtste van alle hardloopblessures, alleen te genezen met: rust! Een beschadigde achillespees. Een gevoelige pas op de plaats. De Oude Grieken en Romeinen wisten het al: rennen is niet alleen een oefening voor het lichaam, maar vooral ook voor de geest.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten