Motorrijden doe ik
niet, maar sinds kort begrijp ik wel het vriendschappelijk handopsteekgebaar ‘on
the road’. Het schept een band, ‘rolling on wheels’. Het is vast een
soortgelijke verwantschap tussen al die renners met glimmende legging, dopjes
in de oren en gelaatskleurschakeringen van roze tot dieprood, afhankelijk van
de afgelegde (kilo)meters en de geoefendheid van de benen om de klappen op te
vangen.
Wij (h)erkennen elkaar. Elkaars zwoegen, elkaars zweten.
Ja, wij! Sinds kort ben ik ‘one of the guys and girls’. Wij
sportievelingen, die denken dat we het heft in eigen handen (en vooral voeten)
nemen. Wie echt kritisch kijkt, ziet een soort van afstand bestuurbare poppetjes
die zich laten leiden door een onzichtbare coach die je door het hele park schreeuwt
“Je kunt het, je kunt het!”.
Zelfs degenen die zich vroeger het liefste verstopten
tussen de nattige jassen in de kleedkamer bij de verplichte gymles op school,
rennen nu met fanatieke blik hun rondjes.
Hoe ik dat weet? Omdat mijn geheugen het nog best goed
doet.
Heel wat minder is het met mijn vermogen tot dosering. Sinds
kort ren ik ook mijn trainingsrondjes. Puffend, hijgend, maar vooral
gemotiveerd to the max. Als ik eenmaal
ben gestart, ben ik niet zo goed meer te stoppen. Rustig aan opbouwen? Dat is
mijn achilleshiel.
Peptalk en opzwepende muziek geven me bijna vleugels. Discodansend
vlieg ik door het park. Speedy Gonzales.
Hands up naar al die collega-renners. Wat zijn het er veel!
Rollin rollin, rawhide.
Het is niet alleen het uptempo van de klanken die uit de
MP3-speler rollen. Ook zonder renschoenen hol ik mezelf nogal eens voorbij. Dat
heb je met de combinatie van al wél een beetje oud, maar nog niet het
bijbehorende wijs. Toch, ren-je-rot gaat op een gegeven moment niet meer op. Fonkelnieuwe
sportschoenen aan de voeten, paars met roze, met een demping in de zolen waarvan je bijna automatisch omhoog veert. Helaas, de spierpijn (eerder die week opgelopen
op de ouwe, jarenlang ongebruikte sportschoenen) trekt niet snel weg. Al bij de
eerste minuut schiet er een pijnscheut door mijn rechterenkel. Kom op, we
zullen doorrrrgaan. Nu stoppen is zonde.
Niet alleen met droge tong en kloppende borstkas stap ik na
afloop de voordeur weer binnen. Vooral kreupel strompel ik de trap op, naar de
douche. Minstens even kreupel kom ik de volgende morgen mijn bed uit. Mijn
dikke enkel pas ternauwernood in mijn laars die normaal gesproken drie
wintersokken over elkaar kan herbergen. Maar het moet, want er staat een cursusdag op het programma. Gelukkig met veel zitten. Als ik me voor de
lunchpauze met moeite omhoog hijs, voel ik bijna verwantschap met die ene
mevrouw in een rolstoel.
“Nou, ik zou maar even naar de huisarts of zelfs
fysiotherapeut gaan,” adviseert een vriendin (ook op de cursus), met ervaring
in rennen en blessures (en ook in motorrijden trouwens). Om een vrolijke draai
aan de dag te geven, is ze best bereid me even rond te rijden in de
leenrolstoel die ik nu toch geoorloofd mag gebruiken.
Enig google-diagnosewerk ’s avonds thuis, bevestigt de suggestie
van de sportieve vriendin. Waar ik last van heb, is de beruchtste van alle
hardloopblessures, alleen te genezen met: rust! Een beschadigde achillespees. Een gevoelige pas op de
plaats. De Oude Grieken en Romeinen wisten het al: rennen is niet alleen een
oefening voor het lichaam, maar vooral ook voor de geest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten