donderdag 24 april 2014

Pak Tak!


Een van de doelstellingen van een vrijwilliger van Gevangenenzorg is samen met de gedetineerde spreken over zijn (of haar) misstap. Niet met het opgeheven vingertje, maar met een vingerwijzing naar de toekomst. Zó kan het straks beter. Zolang er leven is, is er hoop. Maar, er is één basisvereiste. Enige mate van zelfreflectie.

“Ik heb niks gedaan. Ik was gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.” Deze opmerking die de man die ik nu drie keer in de gevangenis heb bezocht, bleef herhalen, gaf nog niet veel hoop op zelfinzicht. Maar hij had me wel uitgenodigd voor de rechtszitting. Dat ik daar de dingen zou horen die hij me (nog) niet had verteld, zag hij kennelijk niet als belemmering.

Wie geen contact meer heeft met zijn familie en ook weinig vrienden, kan niet rekenen op een grote opkomst bij de rechtszaak. Ik was eigenlijk al verbaasd over de man en vrouw die gelijk met mij werden binnengelaten.
‘Publieke tribune’ is een grote term voor vier rijtjes stoelen. Maar in dit geval stonden er dus meer dan genoeg. De opkomst van de professionals was groter. Vier heren op rij, in zwarte toga met witte bef. Terzijde de vrouwelijke Officier van Justitie, van hetzelfde laken een pak. Dress to impress?

Op mij had het effect, met ingehouden adem wachtte ik… nee, niet op de komst van de arme sloeber die voor de leeuwen zou worden geworpen, maar spannend was het wel. Geflankeerd door twee met handboeien rammelende bewaarders werd hij naar zijn plaats begeleid, de man die ik van achteren bijna niet herkende. Pas toen hij zat, zag ik die houding, het hoofd wat voorovergebogen, alsof hij het vijftal tegenover hem niet durfde aankijken.

In officiële juridische bewoordingen werd snel duidelijk wat de aanleiding tot deze strafzaak was. Een poging tot stelen van een damestasje op een koude winteravond. De echtgenoot van het slachtoffer handelde snel. Daadkrachtig wist hij de tastrekker tegen de grond te werken en met behulp van omstanders werd de politie gebeld.
In die context kon ik het echtpaar aan de overkant plaatsen. Net als ik luisterden zij naar het magere verweer van de aangeklaagde. Hij had “niks gedaan”. Maar hoe geloofwaardig is het dat er lukraak iemand wordt vastgegrepen, op de grond gegooid en aan de politie uitgeleverd? Een beter voorbeeld van heterdaad lijkt ondenkbaar.

Onbetwist, het is strafbaar, zo’n poging tot tasjesroof. Ook als die mislukt! Maar in de context van de persoonlijke omstandigheden, spelen compassie, inlevingsvermogen. En de hand over het hart?
Dik tien jaar dakloos, geen werk, geen uitkering. En vooral, psychische problemen.
Betekent dat een notoire leugenaar die het zelf gelooft?
Dissociatie, zoals ‘ik was er even niet bij’ in jargon wordt genoemd?
Of was er sprake van stemmen in het hoofd, zoals het commando voor de hond: “pak tak”? Tas, in dit geval.

De uitspraak is over twee weken. Ik ben blij dat de Officier heeft aangestuurd op psychiatrische behandeling. Want iemand na het einde van de straf de straat op schoppen zonder enig sociaal vangnet, dat gaat zeker mis. Met de maatschappij én met de man zelf.
We hadden even oogcontact bij zijn vertrek, de vermeende dader en ik. In zijn blik zag ik berusting. Wie weet komt het met goede begeleiding ooit nog goed? 
Zolang er leven is…

Op weg naar het station hield ik mijn tas goed vast. Je moet een beetje oppassen tegenwoordig.




woensdag 16 april 2014

De dingen van de dag


Bijblijven is belangrijk. Daarom luister ik regelmatig naar de radio en bekijk ik iedere dag het journaal. Veel te vroeg werd ik vandaag wakker. Woelen hielp niet, dus drukte ik boven mijn hoofd op het knopje van de wekkerradio. Zo viel ik weliswaar niet meer in slaap, maar wel middenin een praatprogramma over export. De Nederlandse stroopwafel is een hype in veel buitenlanden. Van Zuid-Amerika tot Australië staat-ie met stip op één. Weet ik dat meteen.



Lang niet alle wetenswaardigheden hebben zo’n zoete nasmaak. Een paar dagen terug was er een zesjarig jongetje in het nieuws. Met een bakje koffie op de bank, chocolaatje erbij keek ik naar het mannetje in zijn slaapkamer. Behang met autootjes, speelgoed op de grond, schoolschriftjes op zijn tafeltje. Boom roos vis, maar dan ánders, want dat doen ze tegenwoordig niet meer zo.
Binnenkort moet hij weg, en dat is de reden dat hij ‘nieuws’ was.
Verhuizen naar een andere plaats? Naar een andere school? Nee, weg uit Nederland. Omdat zijn moeder zich niet regelmatig heeft gemeld voor de nodige administratieve rompslomp. Simpelweg omdat ze niet wist dat dit moest, omdat niemand haar daar ooit op attent heeft gemaakt. Tot nu. Het jongetje moet naar China. Omdat zijn ouders daar geboren zijn.
Wat hij daarvan vindt?
“Stom!”
Onvervalst Nederlands, ik had het niet beter kunnen zeggen.
Net als ik, heeft hij China nog nooit gezien.

Chinese tekens, die staan op het shirt van Kenneth. Geen idéé wat er staat, bekent hij op mijn vraag. Maar het shirt was zeer welkom, gekregen van een vriend die een paar dagen terug is vertrokken. Naar de vrijheid, want Kenneth zit in het huis van bewaring. Voor hoe lang, weet hij nog niet. Een paar weken terug is hij opgepakt, voor de zoveelste keer. Zijn enige kleren de broek en het overhemd die hij aan had. Als jongetje kwam hij met zijn ouders van de Antillen naar Nederland. Helaas bleek de toekomst minder rooskleurig dan waarschijnlijk ooit gehoopt.
Kenneth heeft al veertien jaar geen uitkering meer, omdat hij geen adres heeft. Dan besta je niet. En wie niet bestaat, krijgt geen werk. Dus geen geld. Ergens een kamer huren? Dat lukt niet zonder inkomen. Om die vicieuze cirkel te kunnen doorbreken, vraagt om ijzersterke handen. Maar hoe vind je kracht als je niet eens iets te eten hebt? Achter tralies is Kenneth weer eventjes niet dakloos.

Pas hadden wij twee gasten aan tafel. Farah en Amir, moeder en zoon. Zij is een paar weken in Nederland op bezoek en vliegt binnenkort terug naar Teheran. Voor Amir – bijna acht jaar in Nederland, twee studies afgerond, een vaste baan en vloeiend Nederlands sprekend – is er ‘geen zwaarwegende reden’ om nog langer hier te kunnen blijven, aldus de instanties die daarover mogen beslissen. Nogal een lichtgewichtbesluit over zoiets wezenlijks als een mensenleven, want waar moet je heen als het niet veilig is om terug te keren naar af en je ook in je tweede vaderland niet langer welkom bent? Is het gek, dat ik steeds moet denken aan die poster die ik ooit, wat afgebladderd, zag hangen in een stadscentrum. ‘No one is illegal’.

De taal leren blijft die hoopvolle stap om een nieuwe toekomst op te bouwen. Toch?
“Ik kijk nooit meer’, zei Letya, toen ik haar tijdens mijn taalles aan buitenlandse vrouwen aanraadde naar de Nederlandse televisie te kijken. “Al doe je maar het nieuws”.
Zij: “Ik zie elke dag mijn land, en iedere dag is er weer iets kapot”.
Tsja, Letya, de dappere vluchteling uit Syrië.

Ik begrijp haar.

donderdag 3 april 2014

Met de handen in het haar



Als je haar maar goed zit. Was het dat vrolijke liedje van popgroep Vulcano dat de toon heeft gezet? In ieder geval is die uitdrukking blijven naklinken. Met een goede kop, eh coupe heb je een streepje voor. Met die gedachte in, en ook een beetje op het hoofd, sprong ik pas op de fiets naar de kapper waar je terecht kunt zonder afspraak. Ideaal, want meestal stel ik de knipbeurt zo lang mogelijk uit (‘wat een gedoe’) dat het van de ene op de andere dag niet meer goed zit.

Even later zit ik op de wachtbank, bladerend in van die lekker knisperende dure glossy bladen die daar ook eigenlijk alleen voor bedoeld zijn. Veel te lezen staat er niet in. Starend naar glamour vrouwen in pumps ter waarde van een half maandsalaris verheug ik me er al stiekempjes op om met een spetterende coiffure en bijbehorende boost voor mijn ego het pand weer te verlaten.  

“Ojee, wat smeert u in uw haar?”
De openingsvraag van de kapster is al niet relaxed.
Mijn hoop dat ‘olie’ het goede antwoord is, wordt direct de bodem ingeslagen. Dat ik het merk niet kan noemen, blijkt bijna een doodzonde.
“Maar uw haar is uw visitekaartje!”
Dat ik mijn haren ‘kennelijk’ zelf kleur, is uit den boze.
“Het ruïneert de natuurlijke veerkracht. Ja, óók als u henna gebruikt. Juist dan.”
Tijdens het knippen maant ze me herhaaldelijk rechtop te zitten.
“U laat uw hoofd steeds zakken!”
Ja, vind je’t gek?
Tegen het einde van de knipbeurt gooit zij het ineens over een andere boeg.
Weet ik wel wat een prachtige krullen ik heb? Die komen pas écht goed tot hun recht met de juiste producten. Er verschijnen potjes, flesjes en een spuitbus foam die ik vast zo bij de lokale drogist zou kunnen halen, voor een habbekrats. Maar hier krijg ik nu ‘toevallig net vandaag’ 50 procent korting op het duurste product. Naast knippen heeft de kapster ook de tactiek van verkoop in de vingers, dat moet gezegd. Evengoed trap ik met een lege tas huiswaarts. Voor een slordige 20 euro knippen en voor tientallen euro’s pappen&nathouden, Wella-omdatikhetwaarben? Dácht het niet.


De verwachte egoboost blijft ook uit. Sterker nog, ik kom vertwijfelder thuis dan ik vertrok.
Hebben anderen dat nou ook, dat effect, in handen van dé professionals?
Mijn mondhygiëniste geeft me er vaak van langs. Hoezo, goed poetsen? Dat dát niet genoeg is, weet ik toch zeker zelf ook wel? Waarom geen ragebollen en tandenstokers, meldt ze met scheve blik op mijn echtgenoot die wel regelmatig zo’n satéprikker in zijn tandvlees steekt. Hoort dat bij de service, dat ‘stoken’ in een goed huwelijk?
Het liefst ga ik naar kledingwinkels zonder advies. Piekeren over wat leuk staat, dat doe ik het liefste zelf, achter de veilige beschutting van het paskamergordijn.
De schoonheidsspecialiste is ook al niet mijn beste vriendin. De zeldzame keren dat ik me onderhanden laat nemen, kijk ik na afloop in de spiegel een beetje verschrikt in het gezicht van een volslagen vreemde.

En dan zit ik weer in een wachtkamer. Die van de tandarts. Met kiespijn en een beetje bang voor de boor. Maar…er blijkt niks mis. ”Het ziet er allemaal fantastisch uit!”
De Big Smile waarmee ik naar buiten rén (en daarmee zie je er bijna altijd goed uit) komt ook een beetje door weer zo’n blad waarin ik heb zitten bladeren. Happinez, met daarin een interviewtje met modeontwerper Hans Ubbink. Zijn advies: “Doe gewoon aan waar je je lekker in voelt.”
Die avond zie ik op TV dat hij gaat stoppen. “De markt is moeilijk.”

Wat zonde! Maar ik doe wel graag een suggestie voor doorstart naar een nieuwe carrière, die van coach in positivisme. Met een vleugje ‘wees jezelf’ voelt iedereen zich op z’n best. En reken maar dat dat goed is voor je ‘looks’.