Posts tonen met het label kapper. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kapper. Alle posts tonen

donderdag 3 april 2014

Met de handen in het haar



Als je haar maar goed zit. Was het dat vrolijke liedje van popgroep Vulcano dat de toon heeft gezet? In ieder geval is die uitdrukking blijven naklinken. Met een goede kop, eh coupe heb je een streepje voor. Met die gedachte in, en ook een beetje op het hoofd, sprong ik pas op de fiets naar de kapper waar je terecht kunt zonder afspraak. Ideaal, want meestal stel ik de knipbeurt zo lang mogelijk uit (‘wat een gedoe’) dat het van de ene op de andere dag niet meer goed zit.

Even later zit ik op de wachtbank, bladerend in van die lekker knisperende dure glossy bladen die daar ook eigenlijk alleen voor bedoeld zijn. Veel te lezen staat er niet in. Starend naar glamour vrouwen in pumps ter waarde van een half maandsalaris verheug ik me er al stiekempjes op om met een spetterende coiffure en bijbehorende boost voor mijn ego het pand weer te verlaten.  

“Ojee, wat smeert u in uw haar?”
De openingsvraag van de kapster is al niet relaxed.
Mijn hoop dat ‘olie’ het goede antwoord is, wordt direct de bodem ingeslagen. Dat ik het merk niet kan noemen, blijkt bijna een doodzonde.
“Maar uw haar is uw visitekaartje!”
Dat ik mijn haren ‘kennelijk’ zelf kleur, is uit den boze.
“Het ruïneert de natuurlijke veerkracht. Ja, óók als u henna gebruikt. Juist dan.”
Tijdens het knippen maant ze me herhaaldelijk rechtop te zitten.
“U laat uw hoofd steeds zakken!”
Ja, vind je’t gek?
Tegen het einde van de knipbeurt gooit zij het ineens over een andere boeg.
Weet ik wel wat een prachtige krullen ik heb? Die komen pas écht goed tot hun recht met de juiste producten. Er verschijnen potjes, flesjes en een spuitbus foam die ik vast zo bij de lokale drogist zou kunnen halen, voor een habbekrats. Maar hier krijg ik nu ‘toevallig net vandaag’ 50 procent korting op het duurste product. Naast knippen heeft de kapster ook de tactiek van verkoop in de vingers, dat moet gezegd. Evengoed trap ik met een lege tas huiswaarts. Voor een slordige 20 euro knippen en voor tientallen euro’s pappen&nathouden, Wella-omdatikhetwaarben? Dácht het niet.


De verwachte egoboost blijft ook uit. Sterker nog, ik kom vertwijfelder thuis dan ik vertrok.
Hebben anderen dat nou ook, dat effect, in handen van dé professionals?
Mijn mondhygiëniste geeft me er vaak van langs. Hoezo, goed poetsen? Dat dát niet genoeg is, weet ik toch zeker zelf ook wel? Waarom geen ragebollen en tandenstokers, meldt ze met scheve blik op mijn echtgenoot die wel regelmatig zo’n satéprikker in zijn tandvlees steekt. Hoort dat bij de service, dat ‘stoken’ in een goed huwelijk?
Het liefst ga ik naar kledingwinkels zonder advies. Piekeren over wat leuk staat, dat doe ik het liefste zelf, achter de veilige beschutting van het paskamergordijn.
De schoonheidsspecialiste is ook al niet mijn beste vriendin. De zeldzame keren dat ik me onderhanden laat nemen, kijk ik na afloop in de spiegel een beetje verschrikt in het gezicht van een volslagen vreemde.

En dan zit ik weer in een wachtkamer. Die van de tandarts. Met kiespijn en een beetje bang voor de boor. Maar…er blijkt niks mis. ”Het ziet er allemaal fantastisch uit!”
De Big Smile waarmee ik naar buiten rén (en daarmee zie je er bijna altijd goed uit) komt ook een beetje door weer zo’n blad waarin ik heb zitten bladeren. Happinez, met daarin een interviewtje met modeontwerper Hans Ubbink. Zijn advies: “Doe gewoon aan waar je je lekker in voelt.”
Die avond zie ik op TV dat hij gaat stoppen. “De markt is moeilijk.”

Wat zonde! Maar ik doe wel graag een suggestie voor doorstart naar een nieuwe carrière, die van coach in positivisme. Met een vleugje ‘wees jezelf’ voelt iedereen zich op z’n best. En reken maar dat dat goed is voor je ‘looks’.




maandag 2 april 2012

Als je haar maar goed zit

Een paar dagen terug had ik een afspraak bij de kapper. Al maanden niet meer geweest na mijn proefmodelsessie bij de Amsterdamse kappersschool. Vlak voor vertrek ging de telefoon.

Het nummer dat ik niet mag laten rinkelen; een vriendin in een type echtscheiding waarvan iedereen ‘verknipt’ zou raken, wilde haar verhaal graag even kwijt. Ik wilde het ook graag even horen, alleen de klok tikte onbarmhartig door.

Toen ik eindelijk – veel te laat – aan het peddelen was geslagen op mijn mountainbike, stond er een wanhopige Aziatische op het fietspad.
“Mevlouw, kunt u even kijken of er een insect in mijn oog zit?”
Niets te zien, maar even blijven staan - medemenselijkheid kent geen tijd - en geadviseerd om met haar vingers naar het midden (de traanbuis) te wrijven. Stel dat er toch iets was (iets minuscuuls wat je niet kon zien met het blote oog), zou het er uit stromen.

Weer verder, in volle vaart. Had je gedacht. Tegenslag komt zelden alleen. Wegomlegging!
Opbrekerijen en groot materiaal op het fietspad, dus verder over een grindpad door het park. Supersmal. Net op dat pad reed een donkergekleurde moeder (met zo’n typisch geprononceerd lichaamsdeel op het zadel – sorry, maar zo was het) en haar – nog veel dikkere – zoon. In zo’n tempo dat het bijna knap werd om niet om te vallen. En grrr... ik kon er niet langs.

Eindelijk op de weg. Sprintje trekken. Totdat... stoplicht op rood. Het record roodblijvende stoplicht van de stad. Tandenknarsend kijken naar 3000 auto’s die voorbijvliegen. Zij wel!

Laatste stuk, door de stad. Slingerende fietsers, voetgangers die als kamikazestappers op het laatste moment voor je wiel springen. Oké op de zebra, maar dan kan je toch evengoed nog wel uitkijken?
De weg waar ik altijd inrijd, bleek ineens met een slagboom afgezet. “Voetpad” stond er in boze letters. Met wat gymnastisch duwwerk heb ik me er gewoon langs gewurmd.

Slechts drie minuten te laat rende ik de kapsalon binnen. Ik was trots.
In één beweging sloeg de kapster de lichtgroene knipmantel over mijn kleren. Terwijl zij al aan het werk was, wurmde ik me onder de bedekking uit mijn zwarte vest. En toen was het tijd voor relaxen. En af en toe even in de spiegel gluren naar het resultaat in opbouw.

Tevreden bekeek ik mezelf in de achteruitkijkspiegel die ze me na afloop van het werk presenteerde. Het was de moeite waard. Met de andere hand trok ze, met het routineuze gebaar van een goochelaar, het kapmanteltje weer van mijn schouders. En op dat moment zagen we allebei dat rode kaartje ‘uitverkoop’ dat nog achter aan mijn nieuwe shirt hing.