Zomaar zo’n zondagavond. Kaarsje, poes op schoot, kopje
koffie, restje cake. En het journaal, verplichte kost. Ogen en gedachten zetten
zich al schrap voor een nieuwe lading bombardementen, mensen op de vlucht,
slachtoffers die worden weggedragen. Maar dan, Haaksbergen! Profielbanden die
ontsporen, dranghekken die mensen insluiten. Ambulances, politie, paniek.
Een monstertruck! Wie kan ook weten dat-ie die naam waarmaakt, zomaar ergens in het veilige oost’n van ons land.
Zomaar een maandagmorgen. Beneden weilanden met tot
mistflarden optrekkende dauw, in de lucht verwaaiende wolken waar de ochtendzon
al doorheen probeert te piepen. In de tussenliggende laag fiets ik.
‘Ga jij maar vooraan staan, dan kan je beter zien.’ Dat
hebben gisterenmiddag vast verschillende papa’s en mama’s gezegd tegen hun
kind. Of ‘kijk eens wat een gigantisch grote wielen!’
Monsters, die liggen meestal hooguit onder het bed. En daar zijn ze meestal vrij gemakkelijk weg te jagen door stoere vaders en moeders.
En ik trap hier zomaar voor me uit, tussen de grazige
weiden. Op mijn mountainbike op naar het gemeentehuis voor het verlengen van
mijn rijbewijs. Hoe kan het dat ik nooit tegen een boom ben geknald met mijn
bijna nachtblinde ogen? Of op z’n minst van de weg ben geraakt? Vele treintrips
heb gemaakt zonder centje pijn? Vliegreizen met twee keer zoveel risicovolle
momenten van dalen en stijgen heb overleefd? Wandelingen door donkere steegjes. Wachttijden
op verlaten perrons. Een ballonvaart. Een parachutesprong zelfs. En niet te
vergeten al die keren met een te volle wasmand de trap op, vaak met
– in één moeite door – de stofzuiger onder mijn rechterarm. Dat die slang nooit
is blijven haken aan de leuning.
Het loopt lekker vlot op het gemeentehuis, behalve dan dat
twijfelmoment over de kwaliteit van mijn pasfoto, maar daar had ik al op
geanticipeerd. ‘Kijk, op mijn paspoort is die ook gebruikt, dus voor mijn
rijbewijs toch ook vast goed genoeg.’ Geregeld!
Tien minuten later zit ik alweer op de fiets; het
voordeel van een vroege afspraak vóór de vertragende drukte. Onderweg komt er een
Engels sprekende motorrijder naast me rijden, om vanuit zijn opengeklapte helm te
vragen naar de weg. Wanneer hij, met luide vroem en een opgestoken bedankarm,
de vaart er weer in zet, trap ik in mijn eigen tempo de laatste kilometer naar
huis. Spannender wordt het niet. Allemaal heel gewoon eigenlijk. En tegelijk, zo
verschrikkelijk bijzonder.
Veel sterkte voor alle slachtoffers en hun
naastbetrokkenen van het ongeluk in Haaksbergen (en niet te vergeten al
diegenen die het van nabij hebben zien gebeuren).