'Het is oorlog!' Zo startte een vriendin haar mailtje. Geen
vrolijke opening, maar wie weet heeft ze wel gelijk. ‘We sturen F-16’s en
mengen ons in een militaire strijd,’ verklaart ze haar gedachtegang nader. Ja, mijn
vrienden, dat zijn geen mensen die over één nacht ijs gaan. Die denken ná
voordat ze wat beweren. En stellen daarbij nog de juiste vragen ook. ‘Wat voor
consequenties gaat dat krijgen?’ En nóg even concreter. ‘Worden er straks ook
Nederlanders op tv onthoofd?’
Ik ben meteen wakkerder dan wakker. Eigenlijk heeft zij
precies verwoord wat ik bijna nog niet denken durfde. Hij staat nog op mijn
netvlies, die tot mummie getransformeerde jongeman. Uit een spleet tussen al
die windsels sprak hij dreigende woorden die maakte dat je nog een extra
houtblok op de kachel gooide. Het decor van smeulende steenhopen achter zijn
witte gestalte maakte het tv-tafereel er niet behaaglijker op.
Oorlog. Zit je daar middenin voordat je er erg in hebt?
Is het in ’40 – ’45 ook zo gegaan?
Vorige week was ik nog in Duitsland, bovenin de bergen.
Blauwe lucht, zon op mijn gezicht. Voor ons liep een koppel. Vast al wat ouder,
viel te concluderen uit hun beider wat gebogen houding. Hun tempo was er niet
minder om. Het kostte heel wat inspanning om naderbij te komen.
'Wat bent u sportief' zei ik om een gesprekje te openen,
toen we eindelijk oog in oog stonden. Zijn verbaasde gezicht kwam niet doordat hij
– naar ik aanvankelijk dacht – me niet verstond. Het was de inhoud van mijn
uitspraak die hem grote ogen deed opzetten.
Hoezo? Wandelen hadden ze áltijd gedaan. Voor mij bleek het
allemaal nog sportiever dan ik op het eerste gezicht had gedacht. Zij (76) was
in februari aan haar tweede knie geopereerd. Maar stoppen met lopen... ho maar.
Hij (op één week na 85!) was pas nog in zijn eentje naar 1100 meter hoogte
geklommen (van nagenoeg zeeniveau) en vond dat helemáál geen bijzondere
prestatie. 'Wij lopen iedere dag.'
Vorig jaar nog hadden hij en zijn vrouw drie dagen achtereen een tocht van bijna 40 kilometer per dag afgelegd. ‘De route die hij gelopen had
toen hij als jonge jongen na de oorlog eindelijk naar huis mocht,’ verduidelijkte zijn vrouw.
Veertien was
hij geweest, toen hij verplicht moest gaan schieten op … Nederlanders.
Het actieve, vriendelijke koppel leeft voort in mijn
geheugen. Dat is niet alleen vanwege de foto’s die we van hen maakten, bovenop
die berg. De vijand van vroeger? Nu een aimabele oude man.
Is het waar, dat de tijd alle wonden heelt? Gaan we later,
na afloop, vakantiereizen boeken naar de ruïnesteden in Syrië? Als een soort Pompeï?
Alleen dan niet verwoest door de vulkaan, maar door brute kracht van menselijk
geweld? Maar wat heeft er in die voorliggende tijd nog allemaal moeten gebeuren?
Kunnen we die scènes niet gewoon overslaan?
Morgen ga ik een flink eind met de trein. Eerlijk gezegd
voelt het een beetje minder veilig dan ik gewoon ben. Gelukkig eindigt mijn
vriendins mailtje met goede raad. ‘Laten we maar leven bij de dag. Genieten van
iedere dag, en van de mensen van wie we houden.’
Misschien zijn positieve gedachten wel de beste
bewapening tegen oorlogsdreiging. Want daarvan raak je behoorlijk ‘in de war’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten