woensdag 28 mei 2014

Mooi dood

Één ding weet je zeker, je gaat dood. Goed, het kan best nog een tijdje duren, maar die eindstreep is voor niemand te ontlopen. Sorry, ik kan het niet mooier zeggen, omhuld in mysterieuze nevelen of eufemistisch aangekleed met verhullende termen. Het is een kille waarheid; ons leven is eindig. Mooier kunnen we het niet maken.


 

De dood in de ogen kijken. Voor velen zo’n beetje het engste wat er is. Voor mij zeker. Was het op crematies of begrafenissen mogelijk om de overledene nog een laatste eer te bewijzen met een laatste blik in de kist, liet ik die eer graag aan me voorbij gaan. Iemand mocht voorleven in mijn gedachten hoe hij of zij was gewéést, niet hoe het dode lichaam er nu uitzag.

Tot die late winteravond, waarop manlief en ik het halve land doorkruisten om een vriendin te condoleren met haar onverwachts overleden man. Terwijl de ruitenwissers hun uiterste best deden de sneeuwvlokkenteistering de baas te blijven, deed ik diverse schietgebeden om levend de plaats van bestemming te bereiken. Wel veel te laat, zo zag ik niet alleen op mijn horloge, maar ook in de verbijsterde blik van de begrafenisondernemer die nét weg wilde gaan en zodoende al vóór de bel de deur opendeed. Zonder iets te vragen, sluisde hij ons naar waar ik het kantoor aan huis wist. Maar het bureau was aan de kant geschoven, op die plek stonden nu twee schragen met daarop een kist. Voor ik er erg in had, stond ik oog in oog met Karel. Nou ja, niet echt, want de zijne waren gesloten. Zijn gezicht had eigenlijk niets menselijks meer. Het leek gebeeldhouwd, en eigenlijk nét niet helemaal goed gelukt.

Als ommezwaai van perceptie een van de levensdoelen is, was dat op dat moment bereikt. Overledenen veranderden voor mijn geestesoog van ‘doodeng’ naar ‘niet meer levensecht’. Allebei  best te begrijpen. En er was natuurlijk altijd die derde variant, die van de kale schedel, met de holle oogkassen en het gapende gat van de eeuwige grimas daar waar ooit de mond gezeten heeft. Maar dat heeft zeker niets menselijks meer en wekt dus nauwelijks nog emoties op.

Een paar weken terug is er een nieuwe confrontatie uit onverwachtse hoek. In Palermo, om precies te zijn. “We gaan een klooster bezoeken,” zegt mijn reis- en echtgenoot enthousiast. Best interessant die lange, beetje duistere gangen waar de (bijna) heiligen hebben rondgelopen. Maar dit blijkt niet meer van hetzelfde, maar een grote variatie op het thema.
Want als we zijn afgedaald naar de kelder, is het daar wel stil maar zeker niet leeg. Tientallen meters en nog veel meer daar lichamen op een rij. Roerloos. Logisch, want morsdood.
Gebalsemd na het overlijden, velen gekleed in een pij van een soort juten stof. Zelfs de haren bij bijna iedereen in model. Wat een klus. Monnikenwerk!

Het kost mijn ogen wat gewenning om scherp te kunnen stellen in het donker, maar dan word ik ze gewaar. De opengesperde mond als een stille schreeuw (doodsstrijd? of was dit hele leven één gevecht?), de minachtende blik van vast een strenge oppermonnik, de berustende bijna-glimlach van de gestalte gehuld in een wit fladderig gewaad. De eeuwige bruidsjurk? Mijn fantasie gaat hier… een eigen leven leiden. Beetje rare uitdrukking  in deze setting. Bovendien, nonnen trouwden toch niet?

Verbluffend is hoe ze van elkaar verschillen. Niet alleen hun gezichten, zelfs de uitdrukking erop is in veel gevallen bewaard gebleven. Hallucinatie, of hoor ik echt Smokey Robinson? ‘The tracks of your tears’. Kennelijk laat het hele leven zijn sporen na. Every face tells a story, dat geldt dus duidelijk niet alleen voor de woorden die over iemands lippen rollen. Deze gestalten kunnen iets wat lang niet alle levenden lukt: veelbetekenend zwijgen. Door hun houding, met een knikje voorover, staren ze stuk voor stuk op me neer. Stapje voor stapje staar ik terug, onverschrokken. Die rilling? Gewoon door de lage temperaturen. Dan schalt er een stem door de ruimte. Uit de krakerige geluidsbox aan het plafond. “If you don’t stop making pictures, I’ll calllll the polllllice!” Niet bedoeld voor mij, maar voor de telefoonkieker tien meter verderop. Evengoed slaat mijn hart drie slagen over.

Het is vanwege respect voor de doden, dat fotoverbod, zo vermelden de waarschuwingsbordjes in allerlei talen in de dodenkelder. Bovenaan de trap naar boven struikel ik bijna over de kaartenmolen, vol portretten, te kust en te keur te koop. Is het toeval dat mijn oog valt op die ene monnik met het scheve mutsje, zijn ene oog wat dicht geknepen? Een knipoog, ik weet het zeker!

Niet alleen van de doden, ook van de verkopers niets dan goeds. Dood – levend, heilig – schijnheilig. Het verschilt allemaal niet zo erg. Zoveel mogelijk genieten van de mooie dingen die het leven je biedt, is denk ik maar het beste. Zo word je in ieder geval mooi dood.


Wie benieuwd is naar een kijkje in het griezelkabinet:
(want natuurlijk lukt het soms wel… plaatjes schieten)

http://bit.ly/1pjjopP

http://bit.ly/1gAp6kk

2 opmerkingen:

  1. De dood heeft zeker iets fascinerends, en net zo gevarieeerd als het leven zelf...Mooi 'stukkie', meid! ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je Charley, en ja... dood en leven (en leven en dood) liggen soms zo verschrikkelijk dicht aaneen. Maar zoals mijn oma (Jenny) vroeger zei: zolang je voortleeft in iemands gedachten, ben je niet echt weg. Mooi, en iets om in ere te houden.

    BeantwoordenVerwijderen