maandag 13 oktober 2014

Tok tok tok


Pas waren we uit eten. In een restaurant dat dateert uit de tijd dat ‘buitenshuis eten’ nog iets heel bijzonders was. Wie in Rotterdam heeft gewoond, herinnert zich misschien nog die eetgelegenheid met de rondborstige serveersters in de kleurrijke Dirndl-jurken: Wienerwald. In Nederland is dat bos allang gerooid, maar in Zuid-Duitsland knipperen de neonletters nog trots aan de gevel, en hangen de gehaakte gordijntjes nog voor de ramen.




Boven een bepaalde leeftijd wordt een vleugje jeugdsentiment weer leuk. 
“Für alle die Hühn lieben,” roept de uitnodigende poster op de parkeerplaats. De afgebeelde vos is vast niet welkom. Zelf zijn we ook bijna door drempelvrees überrascht. We zien bijna door de bomen het bos niet meer. Het restaurant zit bomvol!


Als we eenmaal zitten, aan het laatste vrije tafeltje, valt het me op. Hier geen blauwige waas van oplichtende mobiele telefoons, maar de (bos)groene uitstraling van het voetbalveld op grote schermen aan de muur. Hier kunnen de mannen wel degelijk twee dingen tegelijk. Druk kauwend zitten ze overdwars aan tafel, ogen strak gefocust op de verrichtingen met de bal. Een avondje uit, ja gezellig.


Een menukeuze maken blijkt niet lastig voor een vegetariër. Gelukkig lust ik graag salades, want dat is zo’n beetje de enige mogelijkheid op de lijst. Niks om over te zeuren voor wie gaat eten bij een  kip- en schnitzelrestaurant, maar de met een groen hoedje getooide ober (geen Dirndl-vrouw te bekennen) is duidelijk niet tevreden met mijn magere bestelling. De ‘gevulde tortilla’ waarop hij me met dringende vingerwijzing attent maakt, blijkt een kartonnen pannenkoekje met droogtescheurtjes overdwars en gevuld met de andere helft van de Griekse boerensalade.

Veel kostelijker vermaak ik me met het oudere echtpaar naast ons (identiek ruitjesoverhemd, identieke sloffen) dat zich vol overgave op de vol gestapelde borden stort. Ieder op geheel eigen wijze. Hij gunt zich geen tijd voor één enkele blik, noch op zijn vrouw noch op zijn maaltijd. Zij maakt van de gelegenheid gebruik alles wat volgens haar niet thuishoort op haar bord, met welgemikte worp naar de overkant te kieperen. Goal!


Dan, zodra de scheidsrechter het finale fluitsignaal heeft gegeven, marcheren de toeschouwers met veel lawaai van over tegels schurende stoelen als één man de deur uit.
Lekker gezellig samen rustig verder eten zit er niet meer in, want daar duikt ineens de Duitse ‘bube’ op naast onze tafel. Of we even willen afrekenen, want het wordt zijn vrije avond. 
Kip mag je kluiven, en mijn echtgenoot zit net met zijn vingers in de kont van het beest op zijn bord. Terwijl hij zijn handen probeert schoon te vegen aan het papieren servetje, vallen mijn ogen op het wandbord boven zijn hoofd. ‘Heute bleibt die Küche kalt, wir gehen in den Wienerwald.’ In de juiste situatie kan zo’n oubollig rijmpje een lachstuip teweeg brengen. In een poging de ober vooral niet te laten denken dat ik hem uitlach zoek ik, met een knikje richting spreukenbord, naar de juiste woorden. Als een kip zonder kop kan ik zo gauw niet meer bedenken dan 'funny'. 


Het komt niet meer goed. Bij de uitgang probeert de oprichter ons nog persoonlijk een positieve nasmaak te bezorgen. 'Bis bald im Wienerwald.' 
Nou, toktoktok, binnenkort toch maar weer eens naar de wok.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten