Posts tonen met het label begraafplaats. Alle posts tonen
Posts tonen met het label begraafplaats. Alle posts tonen

woensdag 19 augustus 2015

Groot, tot in de dood


Het overlijden van iemand in de nabije kring brengt vaak ook de gemoederen in beweging over rouwadvertentie of -kaart. Pas stond er zo’n afscheidsgroet in een lokale krant die hier niet in de bus rolt. 'Met ernaast zó’n gigantisch tekstblok, dat het alle aandacht opeiste',  zo berichtte een gemeenschappelijke bekende van de overledene. Naar haar idee ‘vast en zeker een miskend talent, dat met die enorme advertentie toch nog postuum zijn gram kon halen’.


Gelukkig is het niet de afmeting van de overlijdensadvertentie die bepaalt of iemand een waardevol mens is geweest. (Wie wel? Dat is weer een heel andere discussie.)
Bij leven en welvaart kan je je omringen met villa’s, auto’s, motoren en andere slagschepen van formaat XXL. Daarna speelt geld geen enkele rol meer, dus … iedereen gelijk?

Die gelijkwaardigheid ligt wel op verdacht hoog niveau op Sicilië. Grafmonumenten als complete villaparken, of in ieder geval formaat fijn vakantiehuisje, met eromheen tientallen treurende weduwen (?) in de weer met bloemenvaas en borstel. 
Mafiamores van gene zijde?

Dichterbij huis bezoek ik zelden een begraafplaats, omdat ik er gevoelsmatig weinig vind. Vooral door de herinnering aan de woorden van mijn gestorven grootmoeder die daarmee hun kracht bewijzen:  ‘Zolang er nog iemand aan je denkt, ben je niet echt dood’. Haar vertaalslag van ‘de doden zijn niet weg, alleen onzichtbaar’ van filosoof Victor Hugo.

Zo’n rondje begraafplaats is een filosofische beschouwing op zich.
Geboortedata (ver) na de mijne, als een ware wake up call. Sta ik hier toch maar mooi in de reservetijd!
Grafschriften in de trant van ‘onze lieve, dierbare, innig gemiste….’ maken vaak wat achterdochtig. Zijn die versteende superlatieven bedoeld om postuum iets goed te maken?
Bij de kindergrafjes loop ik sneller. Al die scheefgezakte beertjes die de tijd niet hebben gehad om te verslijten.

De boventoon voert Abcoude. Alweer een half jaar terug deed ik daar een rondje begraafplaats om… ja, de tijd te doden… wachtend op de trein.
Een simpele rechthoekige steen, een man van ergens in de 40.
‘Paul, forever young’.


Die heeft in elk geval gelééfd.










zaterdag 11 mei 2013

Forever young



Begraafplaatsen zijn voor mij een doodlopend spoor. Ik ben niet vaak te vinden aan een grafsteen, zakdoek onder handbereik. Uiteraard heb ik respect voor mensen die wel steun, verbinding, of wat dan ook vinden waar het stoffelijk overschot ligt van degene die belangrijk voor hen is geweest. Zelf vind ik op zo’n plek echter weinig. Waar het in mijn ogen werkelijk om draait, is volgens mij allang vervlogen.

Bovendien lukt het me uitstekend iemand te herdenken, altijd en overal. Op een bepaalde dag, door een zweem van een geur, een vlaag van een liedje of gewoon… omdat ik die persoon zo erg mis. De plaatjes die iemand heeft geëtst in mijn hart, worden nimmer uitgewist. Of, zoals de woorden die mijn grootmoeder graag citeerde van een beroemde filosoof (was het Victor Hugo?) nog nagalmen in mijn hoofd: “De doden zijn niet weg. Ze zijn onzichtbaar.”

In onbekende oorden bezoek ik weleens zo’n grafveld. Vooral uit nieuwsgierigheid naar hoe men daar de overledenen te ruste legt. De marmeren grafstenen – meestal zwart, met van die ingelegde gouden letters – waarop Italiaanse vrouwen zich uitleven met wasmiddel en boenkwast. Niet te hard, want het moet wel blijven glimmen. De door betonrot aangevreten oeroude huisjes op de begraafplaatsen in Frankrijk of de lichtgeroeste ijzeren grafkruizen waar de Anglicaanse scepter wordt gezwaaid.  

Teksten op dodenakkers wekken soms mijn verbazing, vooral als ze lijken uit te monden in complete levenshistories en karakterschetsen. Alsof in priegellettertjes iemands volledige doopceel moet worden gelicht. Maar het is juist die ene kreet - “Forever Young” – die mijn complete fantasiemachinerie in werking zet en dagenlang blijft hangen.

Totaal ongepland stuitte ik gisteren, tijdens een Veluwewandeling, op een dodenakker. De Airborne War Cemetery, in Oosterbeek. Uit respect voor degenen die tijdens de Slag om Arnhem hebben gevochten voor onze vrijheid deed ik een rondje; op mijn grove wandelschoenen behoedzaam over het onberispelijk gemaaide – geen onkruidje – grasveld.
Mijn ogen langs de regels op de haast identieke witte gedenkstenen, bijna als het uitzoeken van een bibliotheekboek: naam en titel.
Ballantyne, Flying Officer.
Erickson, navigator.
Taylor, driver.
Dowall, sergant.
Jonge mannen, allemaal. Nog vóór de overbrugging van hun jeugdjaren naar zelfstandig leven, was hun toekomst al voorbij.

Het maakte indruk. Vooral die ene, maagdelijk witte steen.
“A soldier, known unto God.”
Hopelijk heeft hij nog lang voortgeleefd in de herinnering van de mensen die hem misten.
Forever young.