Posts tonen met het label oorlog. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oorlog. Alle posts tonen

maandag 28 februari 2022

 

Wat en hoe?






Toen ik zeven was, misschien acht, raakte ik geïnteresseerd in Rusland. Waarschijnlijk omdat het een ‘ver en gevaarlijk’ land was. Spannend dus. Zelfs zo, dat ik met mijn schamele zakgeld naar de boekwinkel ging om een taalgidsje te kopen: ‘wat en hoe te zeggen in het Russisch’.

De cyrillische letters deden de lol al snel verdwijnen, en ook de fonetische uitspraken waren niet simpel. Zdrastboeitje, meenjaa zavoet is toch lastiger dan ‘hallo, ik heet’. Maar ik telde wel trots in het Russisch tot tien.




Tientallen jaren later was ik voor het eerste in het felbegeerde land. Wat een frustratie dat ik me nog steeds moest beperken tot dagelijkse beleefdheden. Want wat had ik graag meer willen horen van de indrukwekkende histories die bijna uit de ogen spatten van de mannen en vrouwen in de supermarkt of achter een wiebelig tafeltje met zes potjes jam te koop. Zelfgemaakt? En waarom op deze leeftijd (80 of ouder?) nog werken?


Al in het vliegtuig naar huis kwam het besluit. Russisch leren. Nu echt! Terwijl de vakantiewas nog draaide in de trommel, zat ik al het alfabet te oefenen. Na maanden zwoegen op die soms bijna onuitspreekbare woorden (en niet te vergeten de падежи, de Russische naamvallen, zes!) was het tijd om ook het spreken in praktijk te brengen. 

Taalliefhebbers aller landen verenigt u! Lang leve de websites die het mogelijk maken om telefoonuurtjes Russisch-Engels of Nederlands-Russisch te organiseren.


Zo bouwde ik aan talenkennis én een internationale vriendenkring. Want het schept een band, wekelijks samen verbaal stuntelen. Stap voor stap samen naar een wat hoger niveau, en naar gesprekken die ergens over gáán. Films en literatuur. De kinderen, een net gemaakt schilderij, de goed gelukte appeltaart van gisteren of gewoon het weer. (“Nog steeds 30 graden onder nul?”).


En nu, ineens, is het oorlog! “Dankjewel voor je vriendelijkheid, onder deze omstandigheden.” En “wil je nog wel bellen?” Bizarre vragen uit Jekaterinenburg en Novgorod. Zijn vrienden ineens vijanden vanwege besluiten op staatsniveau?

En toch, waar begint en eindigt wederzijds begrip?

Dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie er nauwelijks voldoende te eten was, heb ik al vaak gehoord. Dat nu de economische situatie in Rusland wat beter is, de zittende president hiervoor de egards krijgt, kan ik nog snappen. Maar rechtvaardigt dat de wens van landje-pik?

Lastige vragen, en de antwoorden zijn nóg moeilijker. Ineens wordt er een vocabulaire aangesproken die ik nog niet zo goed beheers.


Deze ochtend had ik een taalbelafspraak, voor de eerste keer, met Svetlana uit Kiev.

“Misschien heb je nu wel wat anders aan je hoofd?” stuurde ik haar een appje, in de hoop dat dit haar zou bereiken, in het licht van internet-boycot.

Een paar minuten later reageert ze.

“Ik kan vandaag niet praten. We horen steeds explosies en zitten in een schuilkelder.”

Wat en hoe te zeggen…. ik weet het nog steeds niet.


dinsdag 14 oktober 2014

Een heel andere wereld, en toch zo dichtbij huis







Beste mevrouw, heer,

Dit is geen standaardsollicitatiebrief. Toch hoop ik dat u eventjes wilt doorlezen. Neem er desnoods een bakje koffie bij, liefst mét een koekje, want het is een heftig verhaal.

Vanmorgen stapte ik op mijn fiets. Het regende. Zo’n typisch Hollandse herfstochtend, die eigenlijk best wat gezelligs had, omdat-ie me deed denken aan de knusse tijd rond Sint Maarten of Sinterklaas. En dan vooral aan lekker binnen bij de kachel, met een schaal kruidnoten of dikke stukken speculaas onder handbereik.
De vrouw bij wie ik op bezoek ging, heeft die herinneringen niet. In haar hoofd woont een verleden van ontplofte huizen en ingestorte gebouwen. Haar geboortedatum werd destijds nergens geregistreerd. “Maar mijn moeder weet het nog precies, het was tijdens de oorlog met Israël. Ik werd geboren toen mijn oom weg was na het vallen van een bom. Na tien dagen kwam hij toch nog tevoorschijn onder het puin, dat vergeet mijn moeder nooit.”

Ze vertelde het in haar woonkamer op slechts tien minuten fietsen van mijn huis, maar toch een compleet andere wereld. Het grote televisiescherm toonde geluidloos en in breedbeeld een oorlogsfilm. Live. Een bedreigend teken aan de wand, waarvan wij hooguit de ingedikte versie zien op het achtuurjournaal.

We zetten ons samen voor een ander scherm, dat van de laptop. Een sollicitatiebrief schrijven is voor iemand die in Nederland geboren en getogen is al niet simpel. Laat staan als je uit een heel ander deel van de wereld komt. 
Als vrijwilliger geef ik al een aantal jaren Nederlandse les aan buitenlanders. Daardoor krijg je met sommige mensen een band die verder gaat dan het plaatsen van de juiste d of t. Een van mijn leerlingen (afkomstig uit Syrië, al negen jaar in Nederland en al aardig de taal sprekend) is dringend op zoek naar een baan. Liefst niet te ver van huis. Dat klinkt vast gek voor iemand die duizenden kilometers heeft gereisd om een nieuw leven op te bouwen. Maar tijd en afstand zijn relatieve begrippen.

Doortastendheid en aanpakkersmentaliteit?
Zijn die eigenlijk niet allang bewezen door de negendaagse in het ruim van de truck die haar ooit naar een ver vreemd land in West-Europa bracht, onvrijwillig gevlucht uit haar vertrouwde land dat dit vertrouwen niet langer kon waarmaken?
Bereidheid tot leren?
Toch zeker al dubbel en dwars aangetoond door de snelle gretigheid waarmee ze zich wegwijs heeft gemaakt in een nieuwe taal?

Met die karaktereigenschappen meldde ze zich een paar weken terug aan de receptie bij verschillende bedrijven, op zoek naar werk. Want dat is de volgende stap naar een volwaardig bestaan. Dat leidde tot niets, want ze werd weg gestuurd met de tip het maar via internet te proberen. Logisch, helemaal logisch. Maar ze heeft geen idéé waar te beginnen.

Dat het in deze tijd voor iederéén moeilijk is een baan te vinden, begrijpt ze, zo zeggen haar lippen. Maar haar ogen doen niet mee. ‘Crisis’ heeft hier een heel andere betekenis dan zij het van huis uit kent. Misschien is ze daarom wel zo’n sterke vrouw geworden, die - elk nadeel heeft zijn voordeel? - zich niet laat afschrikken maar stoer doorgaat.

Zij heeft vertrouwen in de toekomst. Tegen beter weten in? Eigenlijk hoop ik heel erg dat zij met haar positieve perspectief gewoon gelijk heeft!






zaterdag 11 mei 2013

Forever young



Begraafplaatsen zijn voor mij een doodlopend spoor. Ik ben niet vaak te vinden aan een grafsteen, zakdoek onder handbereik. Uiteraard heb ik respect voor mensen die wel steun, verbinding, of wat dan ook vinden waar het stoffelijk overschot ligt van degene die belangrijk voor hen is geweest. Zelf vind ik op zo’n plek echter weinig. Waar het in mijn ogen werkelijk om draait, is volgens mij allang vervlogen.

Bovendien lukt het me uitstekend iemand te herdenken, altijd en overal. Op een bepaalde dag, door een zweem van een geur, een vlaag van een liedje of gewoon… omdat ik die persoon zo erg mis. De plaatjes die iemand heeft geëtst in mijn hart, worden nimmer uitgewist. Of, zoals de woorden die mijn grootmoeder graag citeerde van een beroemde filosoof (was het Victor Hugo?) nog nagalmen in mijn hoofd: “De doden zijn niet weg. Ze zijn onzichtbaar.”

In onbekende oorden bezoek ik weleens zo’n grafveld. Vooral uit nieuwsgierigheid naar hoe men daar de overledenen te ruste legt. De marmeren grafstenen – meestal zwart, met van die ingelegde gouden letters – waarop Italiaanse vrouwen zich uitleven met wasmiddel en boenkwast. Niet te hard, want het moet wel blijven glimmen. De door betonrot aangevreten oeroude huisjes op de begraafplaatsen in Frankrijk of de lichtgeroeste ijzeren grafkruizen waar de Anglicaanse scepter wordt gezwaaid.  

Teksten op dodenakkers wekken soms mijn verbazing, vooral als ze lijken uit te monden in complete levenshistories en karakterschetsen. Alsof in priegellettertjes iemands volledige doopceel moet worden gelicht. Maar het is juist die ene kreet - “Forever Young” – die mijn complete fantasiemachinerie in werking zet en dagenlang blijft hangen.

Totaal ongepland stuitte ik gisteren, tijdens een Veluwewandeling, op een dodenakker. De Airborne War Cemetery, in Oosterbeek. Uit respect voor degenen die tijdens de Slag om Arnhem hebben gevochten voor onze vrijheid deed ik een rondje; op mijn grove wandelschoenen behoedzaam over het onberispelijk gemaaide – geen onkruidje – grasveld.
Mijn ogen langs de regels op de haast identieke witte gedenkstenen, bijna als het uitzoeken van een bibliotheekboek: naam en titel.
Ballantyne, Flying Officer.
Erickson, navigator.
Taylor, driver.
Dowall, sergant.
Jonge mannen, allemaal. Nog vóór de overbrugging van hun jeugdjaren naar zelfstandig leven, was hun toekomst al voorbij.

Het maakte indruk. Vooral die ene, maagdelijk witte steen.
“A soldier, known unto God.”
Hopelijk heeft hij nog lang voortgeleefd in de herinnering van de mensen die hem misten.
Forever young.


maandag 6 mei 2013

Vrijheid, blijheid?




Voor het eerst van mijn leven sta ik op de Dam in Amsterdam op de avond van 4 mei. De lege plekken op de kinderkopjes worden snel ingevuld. Met z’n allen vieren we de vrijheid, maar de druk van de snel uitdijende menigte voelt als een soort gevangenschap. Omringd door al die mensen, is er geen ontsnappen meer mogelijk. De man die voor me staat, werpt schokkerige blikken om zich heen, om zijn mond een nerveuze trek. Ojee, hij is toch niet een Damschreeuwer? In gedachten stippel ik alvast mijn vluchtroute uit.



Relaxen, je overgeven aan dit moment, lijkt de beste tactiek. Maar hoe onwezenlijk dat wat ik op de grote ‘screens’ zie ook werkelijk gebeurt, hier en nu. Alsof ik geen onderdeel uitmaak van die kleurige mensenmassa vanuit de lucht bezien. Het is dan, bij die constatering, dat mijn gedachten even lijken weg te vliegen. Hoog door de lucht, naar het kamertje waarvan ik bijna zeker weet dat hij daar nu is.

Mijn huid rilt, deels als reactie op de volle zonneschijn - tijdens de lekker lange wandeling van vanmiddag - op een van de eerste zomerse dagen van het jaar. Hij rilt vast ook, maar dan niet door de zon. Nee, zijn kilte wordt veroorzaakt door het neergelaten rolgordijn – zwart – dat de kamer verduistert, vooral ook overdag.

Bloemenkransen worden opgehangen, als eerste door onze nieuwe koning en koningin. Trompetklanken en twee minuten volmaakte stilte uit respect voor al diegenen die hebben gestreden voor onze vrijheid. De camera op het paleisdak zwenkt over het gevulde plein.
Verdriet en vreugde lijken daar, hier zo dicht bijeen. Het merendeel van de aanwezigen (waaronder ik) heeft de oorlog die we herdenken, niet meegemaakt. Maar de blijdschap om het afsluiten van die moeilijke, pijnlijke periode in de geschiedenis lijkt even actueel.

En juist dan, in die volmaakte harmonie, realiseer ik me des te pijnlijker hoe zijn leven uit de toon valt. Gevechten tussen de volkeren, hoe verschrikkelijk ook, gaan uiteindelijk ooit voorbij. Maar de dreiging die niet van buiten, maar van binnen komt, hangt altijd in de lucht.
Oorlog in je hoofd is verraderlijk, overrompelend. En geen leger sterk genoeg om ertegen in stelling te brengen. Geen tralies te zien, maar gevangenschap in eigen geest betekent ogen die wel zien, maar niet echt beleven. Geen hoger beroep, geen gedeeltelijke kwijtschelding en vroegtijdige bevrijding bij goed gedrag.

Voortgedreven door de menigte laat ik me meevoeren richting Centraal Station. Terwijl een paar grijze duiven hun sporen kruisen in de lucht, kan ik alleen maar hopen dat zijn zoveelste depressie niet drastisch definitief vervliegt. Hoewel… wie weet geeft dat ook wel vrijheid.