maandag 28 februari 2011

Van wieg tot graf

Het is bijna een kwart eeuw geleden, maar ik kan die zinderende verbazing bij het kijken naar de film ‘Jumpin' Jack Flash’ nog bijna voelen. Hierin verschenen op het PC-scherm van Whoopi Goldberg (administratief medewerker in Manhattan) teksten die ze niet zelf had getypt. Met al het mail-, chat- en SMS-verkeer van nu lijkt mijn diep geïmponeerd zijn ronduit lachwekkend. Maar in die periode leek het vanaf afstand inbreken in andermans monitor bijna tovenarij from outerspace.
Alle digitaliseringslagen van de laatste decennia zijn gelukkig niet geheel aan me voorbijgegaan en de verwondering is dan ook grotendeels weggeëbd.

Ik vind het doodgewoon als mijn Vietnamese schoonzus vanuit het kraambed haar kersvers geboren dochtertje voor de webcam houdt. Haar ouders, in Boeddhazit op hun matje in hun hutje naast de rijstvelden, zijn zomaar ineens erg dichtbij. Het is een feit, alle science fiction die dankzij de PC werkelijkheid is geworden, heeft ervoor gezorgd dat ik de relativiteitstheorie van tijd en ruimte veel beter begrijp. Sterker nog… nu mijn geest eenmaal is gevoed, heb ik honger naar het rekbare begrip van de nieuwe mogelijkheden.

Een branche die graag inspeelt op die nieuwsgierige innovatiedrang zijn de begrafenisondernemers. Voor de drukbezette mens die geen ruimte kan vrijmaken voor afscheid in het rouwcentrum, bieden zij via internet een scala aan mogelijkheden, zoals een kijkje in de kist met de webcam. Levensecht.
En voor wie loslaten altijd al lastig is geweest, kan er zelfs voor kiezen de webcamera mee te nemen in het graf.

Gevolgen voor de muziekkeuze in de crematoria zijn volgens mij onvermijdelijk. Mieke Telkamp komt met stip terug op één. Waarheen leidt de Weg die Wij moeten gaan, bekt wel lekker met al die W’s. Maar de nabestaanden van André Hazes kunnen het binnenkort vergeten dat er nog mensen via zijn ‘Vlieger’ een brief aan hun overleden moeder willen sturen. De ‘stairway to heaven’ loopt veel beter draadloos: de nabestaandenblog en de R.I.P.-hyves. Dankzij internet is de sky is allang the limit niet meer.

dinsdag 22 februari 2011

Zo d’ouden zongen, tweeten de jongen

“De jeugd van tegenwoordig heeft een sterke hang naar luxe, slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen.” Actuele klacht? Nee, uitspraak van de Griekse wijsgeer Socrates, die leefde een slordige vier eeuwen vóór Christus.

Gemor tussen generaties is van alle tijden. De oorzaak is al even onveranderd: onbekend maakt onbemind. Voor ouderen is het best lastig om onder petjes en in extreme afzakbroeken te kijken (figuurlijk natuurlijk!) en te beseffen dat achter deze maskerade meestal gewoon normale mensen schuilgaan. En hoe kunnen jongeren weten dat ‘bejaardenhuizen’ (om voor het gemak die term uit den ouden doos ten enenmale te berde te brengen) allang niet meer bewoond worden door bloemetjesjurken en paarse spoelingen?

Wending ten goede komt vaak uit onverwachtse hoek.
Genoeg jeugdigen die hun digitale kunsten willen tonen aan een schare toehoorders die nog Weinig van Wanten Weet. Ook nog eens prima voor de opbouw van eigenwaarde.
Genoeg ouderen die door afnemende mobiliteit hun sociale contacten zien verminderen en zich steeds eenzamer voelen. Een PC-cursus is een goede stap voorwaarts om isolement te doorbreken. En wie kan ouderen beter leren computeren dan de generatie die bijna met de muis in de hand is groot geworden?

Zodra de drempelvrees schoorvoetend is overwonnen, lokken nieuwe vergezichten. Surfen naar websites, skypen en chatten met de (klein)kinderen. Ineens is de andere kant van de wereld dichtbij. En ineens ontdekken jong en oud een gezamenlijke behoefte: contact!

Met reumahanden kan je best muizen, alleen beetje langzamer. Met een overdwarse pet op kan je wel degelijk uitleggen, alleen soms een beetje te snel.
Global thinking overbrugt niet alleen landsgrenzen, maar ook generatiekloven. Soms stuur je elkaar misschien zelfs voor de aardigheid een berichtje per e-mail of op Facebook, Hyves of Twitter. En daarmee krijgt de term ‘social media’ een heel nieuwe gevoelswaarde.

Steeds meer scholen sturen maatschappelijke stagiaires naar seniorenwooncentra. Steeds meer ouderenhuisvestingen met PC’s in de hal of zelfs een compleet internetcafé. Mooie initiatieven die nieuwe werelden openen. Nu alleen nog even wachten op nieuwe namen, zoals ‘De bruisende blogger’ of ‘Twitterlicht’ in plaats van Avondrust.

woensdag 9 februari 2011

Digitale koeien


Wij, moderne mensen uit de maatschappij van nu, zitten veel te veel binnen. Vaak met de ogen aan het scherm van computer, e-reader of telefoon gekleefd. Terwijl via het wereldwijde web onze virtual reality steeds verder reikt, hoeven we in werkelijkheid nog nauwelijks een stap buiten de deur te zetten. Waarom zouden we ook? Met internet haal je de hele wereld in huis.

Met het oranje streetviewpoppetje van Google Maps bekijken we alvast de omgeving van het vakantieappartement in Zuid-Spanje. De webcam van het modernekunstmuseum geeft ons in de luie stoel een live impressie van de nieuwste collectie. En met een smartphone heb je al helemaal geen kans om even los te komen van al die digitale netwerken. We blijven zonder problemen verbonden, draadloos, 24 uur per dag.

Liggen onze ‘human footprints’ binnenkort alleen nog maar op internet? Het lijkt nog zo kort geleden dat Klein Duimpje broodkruimeltjes achter zich aanstrooide om in het grote bos de weg terug naar huis te kunnen vinden. Nu is de sprookjestijd voorbij en zijn ‘breadcrumps’ het ICT-jargon voor onze bewegingen op www. We surfen van website naar website, en via een ingenieus netwerk van hyperlinks blijft er niets onopgemerkt voor het allesziende oog van Google.

Af en toe even losbreken uit dat oerwoud der digitalisering is broodnodig, voor body en mind. Ontsnappen uit de wereld van ‘elektriek en ICT-techniek’. Helemaal!
Ik verheug me enorm op een dagje rondstappen in de natuur en om dat zo relaxed mogelijk te doen, selecteer ik zo’n handige paaltjeswandeling. Daarbij hoef je alleen maar vanuit je ooghoeken de rode, gele of groene koppen van de wegwijzers op kniehoogte in de gaten te houden en loopt de route verder vanzelf.

Het loopt allemaal anders! Als ik bij het startpunt de knapzak op mijn rug hang, tovert mijn wandelgezel een grijs apparaatje tevoorschijn dat qua uiterlijk het midden houdt tussen mobiele telefoon en groot uitgevallen MP3-speler. Allebei mis. Het blijkt een GPS voor voetgangers.
“Dan kunnen we niet verdwalen en kan je lekker doorwandelen.”
Verdwalen in de kleine en overgecultiveerde natuurgebieden in Nederland lijkt me een kunst op zich. En dat dóórwandelen klopt ook al niet.

Bij het zien van zo’n afgezaagd gekleurd boomstammetje in het zijpad staat het toch als paal boven water waarheen de weg leidt? Niet voor de gecomputergestuurde wandelaar. De way points van de GPS beslissen anders en daarom moeten we éérst rechtdoor - in de verkeerde richting! - lopen, de oren gespitst op het geautomatiseerde GPS-piepje ten teken van routeverandering. Keer op keer keren we pas 500 meter later op onze schreden om, om alsnog het pad in te slaan dat ik tien minuten terug al had willen nemen.

Het is voor mij heus geen probleem om de wandeling qua afstand te rekken, maar dat het looptempo terugzakt tot tergende traagheid is irritant. Maar ja, als je voortdurend op je GPS-scherm loopt te turen, is het risico op struikelgevaar immens, met al die takken en boomwortels in het bos.

Terwijl ik mijn uiterste best doe me af te sluiten voor het zinloos computergeweld in de vrije natuur, krijg ik abrupt het GPS-schermpje onder mijn neus gedrukt. Dan is me duidelijk waarom dit systeem niet werkt. Op een vlak van hooguit drie bij drie centimeter staat, geloof ik, zelfs Moskou in de rechterbovenhoek. Oké, ik ben best bereid tot thinking out of the box. Maar of de coördinaten van het Rode Plein veel houvast bieden in de bossen van Schoorl?

Pas de volgende morgen bekijk ik mijn tijdens de wandeltocht genomen foto’s, digitaal, op de PC. Vol verbazing zie ik de highlandkoeien tussen de bomen. Heb ik die eigenlijk wel in het echt gezien?
Of alleen maar door de cameralens? Ik geloof het laatste. Oh way!

donderdag 3 februari 2011

To tweet or not to tweet, thát’s the question!

Vroeger (alleen het gebruik van dat woord al…) was er nog een vrij strikte scheiding tussen werk en privé. Pas als je je collega echt wat beter kende, hoorde je dat hij in zijn vrije tijd graag ging hardlopen of dat hij keepte in het lokale elftal. En niet eerder dan dat je wist door te dringen tot de kring intimi die eens op de thee werd uitgenodigd, zag je dat Karel groente teelde in de achtertuin en zich ’s avonds over de keukentafel boog om duizenden kartonnen puzzelstukjes aaneen te leggen tot het portret van een kat.

Tegenwoordig ligt alles voor het grijpen. Via Hyves en Facebook worden hobby’s, vakantieavonturen en alle andere vreugdevolle momenten - liefst ook nog met foto’s - kwistig gedeeld op de zogeheten vriendensites. Die naam dekt niet helemaal de lading, want via een paar gerichte muisklikken bereik je via je relatienetwerk ook de fotoalbums van volslagen onbekenden. Als je dat al wilt natuurlijk.
Aan een kijkje achter de schermen van iemands leven gaat geen degelijke portie ‘social talk’ meer vooraf. ‘Social sharing’ op internet is onbegrensd.

Hoe anders was dat… vroeger. Ooit was de dikte van je poëziealbum tekenend voor je populariteit. In een ver verleden werd er in december door de huiskamer een lijntje gespannen, waaraan met minuscule knijpertjes de kerstpost werd uitgestald. En ook de stapel verjaardagskaarten ging trots rond in de visitekring.

Wat een wereld van verschil met nu! In de virtuele samenleving stijgen je naam en faam met het aantal shares en likes op je account. En niet te vergeten de ‘welgemeende’ felicitatiewensen als je weer een jaartje ouder wordt, waarvan het tijdstip overigens automatisch wordt doorgeven aan je ongebreideld uitdijende vriendennet.

Zelfs spioneren is nu sociaal aanvaard. Het wordt zelfs van harte gestimuleerd in de vorm van het uitbouwen van de groepen Followers en Following op je Twitterpage.
Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. En deze aloude spreuk is weer goed van kracht, want vrienden veranderen van tastbare types die je nog eens een ferme klap op de schouder kunt verkopen, steeds meer in de geestige plaatjes op postzegelformaat die je persoonlijke webpagina inkleuren.
Toon mij uw profiel en ik zal zeggen wie u bent.

Maar ook al herinner ik me dan nog goed de tijd van vroeger, ik ben zeker niet van gisteren. Om te blijven bestaan moet je méé met je tijd. Met die gedachte in het hoofd heb ik het vandaag gedaan, voor de allereerste keer. Een tweet de wereld in gestuurd. Een superkleine stap voor de virtuele mensheid, een megastap voor iemand die eigenlijk nog liever met beide benen in het echte leven blijft staan.

Linke soep

Mijn allereerste baantje was op kantoor van een grote schoenenwinkel. Als vijftienjarige met minimaal ontwikkelde rekenvaardigheden moest ik alle ‘extra verkopen’ optellen. Over de waarde van sokken, veters en schoensmeer kregen de winkelmedewerkers provisie. Dat tellen gebeurde met een grote grijze ouderwetse rekenmachine. Modern materieel in vergelijking met de middelen van de gerimpelde boekhouder. Uren achtereen boog hij zich over een lijntjesschrift op A3-formaat waarin hij ellenlange nummerreeksen noteerde met een kroontjespen die hij om het kwartier vulde uit een glazen potje. Ongewild verknoeide ik op een middag in één seconde zijn fanatieke schoonschrift. Bij mijn theebeurt liet ik van de zenuwen zo’n plastic bekertje vallen en zag zijn blauwe sierwerk wegvloeien door het lichtbruine nat, met suiker!

Nu, een tijdperk later, betrap ik me erop hoe makkelijk het is om te blijven steken in de vaste patronen. ‘Wie schrijft, die blijft’ gaat niet meer automatisch op. Bijblijven luidt het parool.
De opmars van de e-reader lijkt niet meer te stuiten.
“Vroeger kreeg je vierkante ogen van de televisie. Tegenwoordig geldt dat ook al bijna voor het digitale boek,” hoor ik mezelf mopperen. Hoor ik nu ook tot de conservatieve categorie? Dat nooit!
Digiboeken hebben meerwaarde. Ze krijgen nooit een ezelsoor. Dat brengt me op het balkende beest dat zich in het algemeen niet snel stoot aan dezelfde steen. Géén theevlekken op mijn toetsenbord!

Het is een feit: er wordt anders gelezen. Betekent dit dat er ook anders moet worden geschreven? Absoluut! De tastbare brochure en folder worden steeds vaker vervangen door webpages en zelfs jaarverslagen staan hoe langer hoe meer online. Milieuvriendelijk - want minder papierverspilling - maar niet altijd oogvriendelijk; lezen op het beeldscherm is minder makkelijk dan op papier. Keuzemenu’s, taakbalken, bewegende advertenties, banners, pop-upschermen, zoek- en scrollfuncties. Zie daar nog maar eens doorheen te kijken. Niet zelden moet tekstuele informatie worden ingedikt. Kort en krachtig is de kreet voor teksten die worden gelezen op de PC.

Heb ik dat net lekker onder de knie, komt er weer wat nieuws: SEO. Search Engine Optimization, zoekmachineoptimalisatie in goed Nederlands, is bedoeld om maximale bezoekersstromen naar de website te trekken. Maar is het aantal surfers dat op je webeiland aanspoelt een realistisch doel?
‘Cloaking’ (het doorgeven van prikkelende termen - als porno, poker en pillen - aan zoekmachines; onzichtbaar voor de sitebezoekers, maar goed voor optimale linkdichtheid) zet de oorspronkelijke P’s van de marketingmix (product, prijs, promotie en plaats) in een verrassend nieuw licht. Maar wat koop je ervoor? In het echte leven ga je voor versgeurende krentenbollen ook niet naar de groenteboer, maar naar de warme bakker.

Het is nu juist de kunst om oprecht geïnteresseerden naar de juiste kanalen te sluizen. Trefzekere zoektermen waarop potentiële klanten een website kunnen vinden, zijn een succesvolle binnenkomer. Maar het echte doel gaat nog een stap verder: niet alleen binnenhalen, maar ook weten te boeien van bezoekers! En dat vraagt om duidelijke teksten met een goede inhoud. De professionele tekstuele vulling van een website beschouwen als iets ‘wat iedereen kan’ is pas écht een ‘missing link’.

Surfen naar informatie wordt steeds belangrijker en ik kies bewust voor ‘go with the flow’. Maar ook voor roeien met de riemen die je hebt. Als tekstspecialist fungeer ik graag als ‘anchorwoman’ voor de tekstuele inhoud van de website, content genaamd. Dát is waar ik me volop voor inspan: contente opdrachtgevers met een tekst die smaakt naar meer en uitnodigt tot lezen. En heldere teksten scoren ook nog eens hoger in de zoekmachines ook, dus dat is dubbele meerwaarde.
Breadcrumps, linkbait, linkerati. Ik heb me best verdiept in de technische aspecten, maar de uitvoering laat ik graag over aan de professionals op dat gebied: websitebouwers en SEO-specialisten. Want denken dat je alles kan, is linke soep. Oftewel: schoenmaker blijf bij je leest.
Toch wéér die schoenen. Gelukkig hoef ik niet meer te tellen. Woorden rijg ik succesvoller aaneen.