Heeft tekstschrijven toekomst? Dat die vraag dit jaar de
rode draad was in de nieuwjaarstoespraak van mijn branchevereniging geeft te
denken. Wie schrijft die blijft? Met de vluchtigheid van digitale woorden valt
er weinig anders na te laten voor het nageslacht dan losse flodders van
gedachten. In plaats van tastbare boeken die je er nog eens op na kunt slaan.
Of zo'n knisperend vers magazine, met van die glimmende bladzijden. Kom daar nog
eens om, vandaag de dag. Om lekker nog even in te bladeren in bed of – nog
relaxter – in bad. Met je iPad ga je toch niet zo snel te water.
Edoch, wie wil blijven bestaan als ‘broodschrijver’ moet
zelf een beetje creatief en grensverleggend bezig blijven. Anders prijs je
jezelf uit de markt. Als individu én als beroepsgroep. En dan staan we voor we
het weten in de lijst van oude ambachten. Tussen Schrijnwerker en Schuijermaker.
Nee, dan toch liever de S van nieuwe Start!
Iedere bedreiging is een kans. Nieuwe middelen, nieuwe
mogelijkheden. De hashtag. #tekstschrijvers. In het lijstje van (veel) aanbod
en (weinig) vraag begon mijn werkweek met een uitnodigende tekst.
“Creatieve
tekstschrijvers gevraagd. Per direct!”
“Een goed salaris met flexibele uren, gedreven,” biedt de
adverteerder. Mijn ogen glijdend over uitnodigende regels begin ik
gevoelsmatig steeds beter in het profiel te passen. “Enthousiaste en vooral
creatieve mensen.”
Als een maatkostuum!
Bij de “beschikbare bonussen voor goede prestaties”
blijft mijn intuïtie even haperen, dan stoot ik direct door naar de eindfrase.
“Schrijvers die staat zijn zich keer op keer te
vernieuwen en blijven verrassen met nieuwe creativiteit. Mensen die beschikken over een onuitputtelijke bron voor
het schrijven van …
korte, prikkelende erotische teksten."
Tsja, die moeten ook geschreven worden. Maar de slotregel
“Alle uren buiten 8:30 en 18:00 vallen onder thuiswerk met een verhoogde
vergoeding,” zet de term “resultaatgerichtheid” toch even in een ander licht.
Voordat ik er erg in heb, zit ik weer even op
sollicitatiegesprek bij de uitgever die me ontving in een soort huiskamerachtig
kantoor. Hij had van zijn hobby zijn beroep gemaakt, vertelde hij met een vette
knipoog, met daaraan vast direct de vraag: “Hoe weet ik dat je het kèn, schrijven?”
Met zweterig ogende handen, met aan bijna iedere vinger
een zegelring, wees hij naar de chaise-longue-achtige pluchen bank. Als er niet
genoeg tekstwerk te klaren was, had hij nog wel wat andere klusjes te doen.
Ik ben absoluut voor ‘thinking out of the box’ en mijn
best al grote comfortzone mag best nog wat worden opgerekt. Maar dit past toch
niet precies in de profielschets van “tekstschrijver” zoals ik die voor me zie.
Is het toevallig dat ik die avond nog tot ver na
middernacht naar de radio luister? Op het plankje boven mijn bed ontspint zich
een gesprek tussen een melige disc-jockey en een vrouwenstem met een
rondborstig geluid. Niet zoals het profiel van de beoogde erotische woordenrijgster,
maar meer zoiets van stoer en struis en bloemetjesschort.
Kennelijk hoor ik het goed. Want het antwoord op de vraag
“wat heb je aan?” schudt me wakker van het lachen.
“De radio!”
Ineens weet ik wat ik ga doen. Luisterboeken schrijven.