maandag 23 mei 2011

Levenslicht


De witte wattendeken ontneemt mijn perspectief. Maar het is datzelfde vliegende donstapijt dat het mogelijk maakt gevoelsmatig even los te komen van een heftig bliksembezoek aan een verre en tegelijkertijd nabije vriendin.
De dingdong, gevolgd door mededelingen over hoogte en windsnelheid roept me uit trance. Slechts een fractie, want de genoemde getallen zijn onverstaanbaar en onbegrijpelijk genoeg om moeiteloos terug te glijden in de status-quo van buitensluiting.

Ze zijn zacht aan de ogen, de scheerschuimvlokken der vergetelheid. Dan, ineens breekt de beschermingslaag tussen hemel en aarde open, en geeft zicht op een grijsblauwe ondergrond. Pas met scherpere focus op de lichte rimpeling dringt het langzaam tot me door dat dit niet anders kan zijn dan het wateroppervlak van de Noordzee.
Tientallen windmolens als witte kruizen, zacht draaiend in de wind. De gelijkenis met de uitgestrekte grafvelden voor de onbekende soldaat zijn treffend. Maar deze keer als levenechte hommage aan een zieke vrouw die haar eigen strijd levert, tussen levenslust en stervensmoed.

Hard was de confrontatie met die frêle, fragiele gestalte, die ons tegemoet kwam fietsen. Slingerend en hijgend, maar bergopwaarts! Haar handen met witte knokkels om de rubberen handvaten van het stuur, symbolisch voor de overgave waarmee ze zich vastgrijpt aan het leven. De ogen verstopt achter een donkere bril, het hoofd beschermd onder een fietshelm. Veel minder tegen vallen dan tegen stiekem gluren naar rafelige haren. Alsof blikken zouden kunnen doden!

De chemische strijd is gestreden, nu is een nieuwe periode aangebroken. Die van balanceren tussen hoop en vrees. Die van de wederopbouw. Maar een verstoorde ijzerbalans in het bloed, waardoor vermoeidheid al begint voordat je voldoende hebt ingespannen om moezijn te rechtvaardigen, maakt herstel van fysieke krachten… moeizaam. Zelfs een iron lady raakt dan in de neergaande spiraal. Een aangetaste, want rust roest.

Terug thuis, ben ik gevoelsmatig verder en langer weg geweest dan ooit. De foto’s op het PC-scherm lijken genomen in een totaal andere tijd, maar ze trekken me terug in een verheugende werkelijkheid. Want nu, op afstand, valt het me pas op. In de ogen in het magere, witte gezicht, schijnt het nog: levenslicht!





donderdag 12 mei 2011

De wet van de kleine getallen

Vakantie. Vrijheid. Lekker doen waar je zin in hebt, zonder rekening te houden met tijd. Maar als de uren der ledigheid louter gevuld worden met ijsjes, bier en bruinbakken, worden ze wel erg leeg.
En zo komen we - op de terugweg van een vakantie in Polen - terecht in Buchenwald, concentratiekamp in nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geen nummeréénnotering in de lijst van vrolijke toeristische opstekers, maar voor ons een weloverwogen pas op de plaats in de bosrijke omgeving van het vriendelijke stadje Weimar.

Het is niet alleen de sterk verroeste staat van de letters boven het toegangshek - ‘Jedem das Seine’ - waardoor de zonnige vrijheidsgedachte verdwijnt achter een donkere wolk. Binnen het kamp hangt nog de grimmige sfeer uit de tijden van weleer.
De houten stapelbedden, betonnen vloeren en eindeloze traliehekken laten weinig ruimte voor verbeelding. Datzelfde geldt voor de executieplaats waar ruim tienduizend krijgsgevangenen werden doodgeschoten.

Wandelend door het kamp lees ik teksten over ontberingen, kou en dwangarbeid. Ik zie het minuscule gaatje achter de meetlat in de behandelkamer van de voormalige kamparts, waardoor honderden patiënten in één precisieschot een kopje kleiner werden gemaakt. Zelfs het crematorium staat er nog.

Met in totaal bijna een kwart miljoen gevangenen is Buchenwald een van de grootste concentratiekampen en met ruim 55.000 doden staat het ook in de hoogste regionen der destructiebedrijven. Als in trance gaan die aantallen langs me heen. Alsof ze niet te bevatten zijn. Alsof ik niet voldoende emoties heb om ze tot me te laten doordringen.

Terug in de auto stuiten we op een file. Nota bene zomaar ergens op een landweggetje, onderweg naar de Autobahn. Als er na een uur eindelijk beweging komt in de blikken rij voor ons, zien we twee autowrakken met bijna geheel verdwenen voorkanten. Bij de laatste glimp op de smeulende resten valt-ie me op - op z’n kop midden in het landschap van aardappelruggen - de kinderwagen. De wielen nog draaiend, door de wind.

En het is pas dan dat mijn ogen prikken. Dan pas dat het tot me doordringt, de impact van toekomstdromen, plannen en verwachtingen die in één klap ten einde komen.


donderdag 21 april 2011

Bloemetjesjurk

Vijftig! Vroeger (is het eigenlijk al niet erg genoeg dat je over ‘vroeger’ kunt spreken?) was dat in mijn ogen zo’n beetje de grens. De grens tussen leven en dood, om precies te zijn.
Als de moeder van een vriendin ging winkelen voor nieuwe kleren, dacht ik stiekem:
‘Wat zonde van het geld. Dat is toch nergens meer voor nodig.’
Gelukkig heb ik het nooit hardop gezegd. Hoop ik. Dat kan ik me niet meer precies herinneren.
Wat ik nog wel weet, is dat ik een vijftiger associeerde met klappergebit, paarsgrijze spoeling en vooral…. een bloemetjesjurk!

Ook een beetje met wijsheid. Iemand die het leven volledig begrijpt.
Die wijsheid zou ik ook krijgen. Als ik maar vast op school zat. Als ik eenmaal mijn diploma had. Als ik werkte. Als ik getrouwd zou zijn. Als ik mijn rijbewijs had. Als ik moeder was. Tsja…
Ondertussen is ook het leven om me heen gewoon doorgegaan. Popartiesten, tandartsen, kappers… allemaal waren ze eerst mijlenver ouder dan ikzelf. Maar toen ik eenmaal op ze begon in te lopen, volgde snel de fase van het passeren. En nu, oh grote schrik, blijkt het aardige meisje dat me in een restaurant een wit wijntje serveert, zelfs zes jaar jonger dan mijn dochter!

Is het écht al een halve eeuw geleden dat ik werd geboren? Dat kan niet, want ik heb nog lang die wijsheid niet in pacht. Eigenlijk weet ik zelfs niet eens de vraag. Waarom ik hier ben en wat ik hier doe. En ik ben een beetje bang dat ik het ook niet meer te weten kom, want mijn leven hangt van gele post-it-briefjes aan elkaar. En als ik naar de kelder ga, sta ik steeds vaker met de handen in het al wat dunner wordende haar. Geen flauw idee meer wat ik daar kwam halen! Gelukkig is een keertje extra traplopen een goede training voor het lijf. Positief denken, dat houdt jong.
50, dat is eigenlijk net op de helft. Een vleiende autocorrectie van het brein?
Welnee! Tijd is een relatief begrip. Leef-tijd ook.

Om het leven te vieren, heb ik een vrolijke verjaardagsjurk gemaakt. Pas toen-ie klaar was, zag ik tot mijn grote schrik wat het was geworden. Een bloemetjesjurk!



woensdag 6 april 2011

Kijken m/v

Verschillen tussen man en vrouw? Die zijn er zat, zie boekenstromen, over Venus en Mars. Maar het grootste onderscheid? Dat zie je in één oogopslag. Kijken!
Onlangs stuitten man en ik op een vrouw in een parkeergarage. Handenwringend, radeloze ogen, natte wangen. Haar bodylanguage sprak boekdelen: ze had een Groot Probleem. Auto kwijt. Geen idee meer waar ze die had achtergelaten in die kolossale parkeergarage, waarin alle betonblokken op elkaar lijken. Ik voelde haar pijn, vooral omdat ik me maar al te goed kon voorstellen dat mij zoiets ook kon overkomen. Man had minder compassie. “Je kijkt toch waar je hebt geparkeerd!”

Zelf rijdt hij ook niet altijd makkelijk weg. Maar dan omdat hij de autosleutels kwijt is. Ook maakt hij vaak gebruik van de ringtoon van zijn telefoon. Om die te vinden op zijn boordevolle bureau. Of in de gleuf van de bankbekleding.

Dat begrijp ik nou niet zo goed. Het leven kan zo overzichtelijk. Jassen aan de kapstok, schoenen op het rek. En graag ook: vuile was in de wasmand en niet slingerend over de hele bovenverdieping.
En hoe kan je nou een kwartier lang zoeken naar je bril? Oké, dat is vast extra moeilijk… zonder bril.

Er is ook altijd een schuldige voor alle zoekgeraakte spullen. Denkt man écht dat ‘kwijt máken’ een levensdoel is? Toen hij afgelopen weekend het spuitstuk van zijn hogedrukreiniger niet kon vinden, barstte hij van woede bijna uit zijn overall. “Heb jij zeker weggegooid!”

Hij kan het wel. Zoeken. Vinden ook!
In het préTomTom-stadium hadden we een vaste taakverdeling bij autoritten. Hij reed, ik keek. Op de kaart, wel te verstaan. Maar in al die grillige patroontjes in allerhande kleuren kon ik geen lijn ontdekken. Hij wel. Met één hand aan het stuur en één oog op de weg priemde zijn vinger in één keer op de plaats van bestemming.
Dat hoeft niet meer.
Evengoed draait zijn bestuurdershoofd zo nu en dan met een ruk opzij. De kijklijn volgend, zie-ik-zie-ik-wat-hij-ook-ziet: minirok, hogehakkenlaarzen, netpanty. Haarscherp op zijn netvlies.
Kijken? Dat kunnen mannen absoluut! Alleen anders!



vrijdag 1 april 2011

Het recept van Levenskunst

TafeltjeDekje. Haar ervaringen met deze maaltijdservice, brengen me naar mevrouw Jansen, 86. Waarom het zelf kokkerellen niet meer ging, is een aaneenschakeling van incidenten. De botsing met een camper, haar auto op een voorrangsweg en zijzelf in coma afgevoerd naar het ziekenhuis, ontwakend met littekens en een gewonde linkerarm. Een knieoperatie. En - de genadeklap - een verbrijzelde elleboog door een val op een betonnen vloer, een pijnlijke operatiemisser en een armprothese. Het aardappels afgieten werd voor altijd onmogelijk.
De dagelijks aan huis bezorgde warme maaltijd maakt het beter te verteren. De porties royaal, maar wie de oorlog heeft meegemaakt, gooit niet gauw iets weg.

Er komt meer ter tafel dan de bevrediging van primaire levensbehoeften.
Het dubbele afscheid van haar man. Na tientallen jaren samen vervloog zijn geest naar verre oorden. Op het laatst herkende hij zijn kinderen niet meer.
“Maar als hij mij aankeek, was er die vage zweem van herkenning.”
Er lichten kleine lampjes op in haar ogen.

De enige middag dat ze weg was, is hij gestorven. Bij thuiskomst vond ze hem, voorover op de huiskamervloer. Overeind trekken lukte niet meer.
“Hij viel wel vaker, maar deze keer voelde hij zo koud.”
Het verdriet om het geen afscheid hebben kunnen nemen en het grote gemis wordt weggestreept tegen de lijdensweg die hem bespaard is gebleven.

De grote villa is verruild voor een appartement. Luxe, maar onbekend. Op de avond van de verhuizing heeft ze, samen met haar kinderen, nog koffie gedronken, in het kale, lege huis.
“Na afloop met z’n allen naar de Chinees. Je moet het toch zelf gezellig maken!”
Dat doet ze, met fleurige bloembakken op het grijze balkon, het rode gietertje paraat.

Bij mijn vertrek gaat ze mee naar beneden. Een bosje tulpen brengen naar de buurvrouw.
“Ze is zo oud en zo alleen. En zelf heb ik zoveel geluk mogen ervaren.”
Eén hand voor houvast aan de rollator, zwaait ze me uitbundig na.

Het kijkje in de keuken van haar leven, is voedsel voor de geest.
Zelf koken lukt niet meer, maar deze mevrouw kent het geheime recept voor Levenskunst.

woensdag 30 maart 2011

Gladde praatjes? Die gelooft geen kip!

Zaterdagavond ontmoet ik een man met zo’n karakteristieke, rustige uitstraling. Die valt moeilijk te rijmen met de mededeling dat hij iedere dag vóór vieren ontwaakt. Nieuwsgierige navraag leidt tot zijn beroep: vleeskeuring. Voornamelijk kippen. Niks geen ingewikkelde verhalen over microbiologische instrumenten. Gewoon… kijken, op het oog.

Als vegetariër in hart en nieren word ik niet zo blij van zijn schets van ‘bundeltjes bloederige organen’. Maar hij geeft wel toe dat donzige kuikentjes binnen zes weken worden opgeblazen tot formaat slachtrijp. Dat schept vertrouwen.

Werk en privé blijkt hij wonderwel te mixen. Rond zijn huis scharrelen ook kippen en zelf slachten doet hij in een handomdraai.
“Het is leuk dat ze wat langer in de grond kunnen lopen pikken, maar beter smaken doen ze zeker niet,” prikt hij, bloednuchter, de mythe van de sappige bio-kip in één klap lek. Een man die weet waarover hij spreekt.
“Het gaat om de kruiden,” doet zijn vriendin er nog een schepje bovenop.

Zondagmorgen. Weer kip op het conversatiemenu, nu op een zonovergoten terras. Nog nauwelijks mijn keuze tussen appel- en slagroomtaart met de serveerster gedeeld, krijg ik een full colour brochure aangereikt. Snel gebaar van de jongeman aan het tafeltje naast het mijne, met wie ik per ongeluk even oogcontact maak. Ken ik wel het gemak van thuisbezorgde diepgevroren producten? Een indringend gestelde vraag. Opnieuw die mix van werk en privé. Wie gaat er in het weekend met een tas vol folders op stap?
Onwillekeurig babbelblader ik. Als vleesverlater is mijn prijspeilkennis vast niet up to date, maar vijftien euro voor een kilo kipfilet lijkt extreem. Zeker in een tijd waarin we allemaal worden kaal geplukt. Wordt hier soms vetgemest in de vorm van een dikke bravourmarge voor de vriesman himself?
“Maar de smaak is onovertroffen!” Het kakelende protest lijkt rechtstreeks afkomstig uit de legbatterij der ijspaleizen.
De visie van ‘mijn’ professionele vleeskeurder, daar heeft hij geen oren naar, terwijl ik zijn ogen zie inzoomen op het decolleté van de serveerster, met heel wat meer om het lijf dan kippenborst.

Veel gekakel maar geen eieren.
Ach, wat kan je anders verwachten van iemand met haantjesgedrag?




donderdag 24 maart 2011

Aantrekkingskracht

Hij zat naast me, aan het gangpad. Niet zo close dat hij in mijn persoonlijke zone kwam, toch voelde hij dichtbij. In het donker kon ik zijn gezichtsuitdrukking niet onderscheiden, zijn contouren zag ik louter en profil.
In de pauze bleef hij op zijn plaats. Voor mij zijn ijsje en popcorn belangrijke filmassociaties, dus daalde ik af van de roodpluchen treden - te groot voor één pas, te klein voor twee -  met hink-stap-sprong met tussenhuppel. Terug, manoeuvreerde ik me soepel voor hem langs, zonder oogcontact. Daarna slokten de bewegende beelden op het doek de aandacht weer op.

Toen het langzaam licht werd, was ik druk in de weer met jas, tas en tranen. Emoties lijken zoveel groter in breedbeeld. Bij mijn wegslikken voelde ik hem wat aarzelen, pas toen ik geen aanstalten maakte, hees hij zich overeind. Zodra zijn gestalte zich uitstrekte, zag ik die karakteristieke beigegrijze jas. Zijn linkerhand, die steun zocht aan het ruwe stofbehang voor betere akoestiek. Zijn rechterarm, die leunde op de stok. Zijn voeten, die nog meer moeite hadden met het afdalen van de rode loper dan ik. Stap voor stap begon het tot me door te dringen wat hij met me deed.
Onderaan de trap moest zijn hand de steun aan de wand verlaten. Met alleen nog houvast aan zijn houten metgezel helde hij lichtjes over naar rechts.

Bewust bleef ik wat achter. Uit eerbied. Maar vooral omdat mijn ogen wilden kleven aan zijn gestage tred, richting uitgang. De juffrouw om te checken of de zaal zich ledigde, kreeg een korte knik. Ook dat paste precies in het plaatje.

Bij de draaideur raakte ik even in de verdrukking en daardoor wat op achter. Op de parkeerplaats, speurend naar waarikmijnautohadgelaten en even niet met de aandacht erbij, zag ik hem weer staan. Onder de openstaande achterklep van een vijfdeursauto. Bij het langslopen kon ik zijn lichaamswarmte voelen. Hij gaf geen enkele sjoege. Logisch, de associatie was niet wederzijds. Maar vanachter mijn stuur bleef ik staren tot hij naar zijn bestuurdersplaats was gescharreld, de oude man… precies zoals degene die ooit mijn vader was.