“Binnen!”
Haar stem vanachter de
dichte deur klinkt opvallend monter. De rijzige gestalte in de fauteuil voor
het raam past er perfect bij. De, ook al stevige, handdruk komt vanonder een
kleurrijke omslagdoek. “Zelf gehaakt.” Zelfverzekerd neemt ze direct het heft
in handen. De rode draad van haar overtuiging is in de loop van haar leven
steeds meer gebaseerd geraakt op drie boeddhistische waarheden. Onthechting.
Mededogen met de misdeelden. Aanvaarding van het levenslot. Kortweg weer te
geven als OMA. “In hoofdletters!”
Die kapitalen onderstrepen
de krachtige wijze waarop ze haar leven heeft geleefd.
Na het overlijden van haar
man bezocht ze regelmatig de begraafplaats. In haar scootmobiel. Op een middag
ging het mis. Ze verloor haar evenwicht en belandde in een brede sloot. Met
haar been geklemd tussen accu’s en stuurkolom maakte paniek plaats voor
berusting, en het besef dat dit het einde was.
En toen was daar die
wielrenner, die zijn racefiets in het gras gooide en naast haar sprong om haar
hoofd boven water te houden. En de buschauffeur die vanaf zijn hoge zitplaats
een ambulance belde. En de dokter, die adviseerde veel rust te houden met haar,
gelukkig alleen gekneusde, been.
Maar hij zei méér. “U hebt
geluk gehad. Het was duidelijk uw tijd nog niet. U hebt nog een taak te
vervullen.” Wat spottend had ze geluisterd. Hoe kon een weduwe van bijna 80,
met beide kinderen allang zelfstandig, nog een taak hebben?
Terwijl de woorden van de
arts begonnen te vervagen, boekte ze een vakantiereisje op een schip. Een
week lang genieten van voorbij glijdende vergezichten. Toen was er, bij het
afscheid, die flard van een gesprek tussen een verzorgster en een oude man die
er tegenop zag naar huis te gaan. Terug naar de eenzaamheid die nu al tien jaar
duurde. Ze aarzelde slechts één moment, en nodigde hem uit voor koffie bij haar
thuis. Het werd een LAT-relatie van zeven jaar, die duurde tot zijn kinderen
kwamen vertellen dat hij ’s nachts een hartstilstand had gehad. Hij was toen 87
jaar.
De blijdschap over die
mooie toegift, en het besef dat er inderdaad nog een belangrijke opdracht te
vervullen was, overstemt het verdriet: “Een eenzaam mens opvangen. Ik heb er
nooit spijt van gehad.”
Eigenlijk al half
vertrekkend, vraag ik het terloops. Of ze het naar haar zin heeft, in dit
zorgcentrum. Haar adem stokt en woordeloos gebaart ze me dat ik haar iets moet
aanreiken. Een verstild portretje in zwart, wit en grijs. Een vrouw en een
meisje. De wijze waarop ze, zij aan zij, strak in de lens blikken, vertelt
zwijgend een eigen verhaal. De tranen in haar ogen zeggen de rest.
Op de Afsluitdijk, terug
naar huis, maken haar afscheidswoorden mijn zicht even wat minder scherp. “Ze
zijn hier lief voor mij, dat ben ik niet gewend.”
Dus zelfs na dik 80 jaar
zijn zulke sporen nog niet uitgewist? De sterkte van iemands karakter blijkt in
de meest moeilijke omstandigheden. Ik heb nog een lange weg te gaan.
Wat een mooi verhaal, Linda...
BeantwoordenVerwijderen