Contacten
onderhouden, dat gaat tegenwoordig anders dan vroeger. ‘Meid, hoe gaat het met
je?’ bij een kopje thee, wordt maar al te vaak vervangen door een losse flodder
‘Whats ap?’. En eerlijk gezegd, de gezichten van mijn meeste vrienden zie ik minder
in ‘real life’ dan in het digitale ‘book of faces’. En toch, in deze moderne
tijd waarin ‘tablet’ nog weinig meer doet denken aan Droste of Verkade, bestaan
ze gelukkig nog wel, de levensechte gesprekjes in kroeg of op terras. Vaak
leuk, maar soms… kan ik er geen chocola van maken.
Ze zit
er al als ik binnenkom, in haar ogen die welbekende popelende blik. Ze gunt me nog
net gelegenheid een snelle bestelling te plaatsen, dan steekt ze van wal. Haar
openingsvraag - “Wanneer hebben wij elkaar voor het laatst gezien?” - is een retorische. Zij weet het nog precies,
zegt iets beschuldigends in haar blik: veel te lang geleden! Die datum is
belangrijk, daarmee lijkt ze moeiteloos de draad van het vorige gesprek op te
pikken. Ik mocht eens een belangrijke gebeurtenis in haar leven missen. Haar
onderbreken hoef ik niet te proberen. Er is maar één kapitein op het conversatieschip.
Tussen
alle bedrijven door heeft ze ook nog de nodige ziektes weten te overwinnen.
Niet zomaar een griepje met een snufje en een kuchje, nee megasterke paardenmiddelen
kwamen er in haar virusoorlog aan te pas. En haar menoperiode? Dat is geen pauze,
maar complete wapenstilstand. Iedere ochtend moet ze dweilen, plassen zweet liggen
er onder het bed. En dat lukt bijna niet - “Je weet wel hè?” -, met die rug van
haar kan ze echt geen kant meer op. De teneur is in mineur.
Zo ratelt
ze maar door. ‘Een langspeelplaat’ noemden ze dat vroeger, maar die bestaan ook
al bijna niet meer. Bovendien, met vinyl kwam het eindelijk nog eens tot een
einde, maar deze onewomanshow gaat verder dan het gaatje. Klaterend rollen ze
over tafel, al haar wetenswaardigheden. Het kost me moeite om de draad niet
kwijt te raken.
Communicerende
vaten? Er is er hier maar eentje die wat zegt, ik zit er maar zo’n beetje voor
praatpaal bij. Heus, ik doe mijn uiterste best op de bijbehorende gezichtsuitdrukkingen,
maar op de juiste momenten instemmend knikken wordt bijna knikkebollen. Alleen
maar luisteren, dat is dodelijk vermoeiend.
Het is
dat de serveerster tijdig komt vragen of we nog wat willen drinken, anders was
ik vast verdronken in die spraakwaterval. Zou ze ook in staat geweest zijn tot
reddend zwemmen?
En dan,
net als ik wil vluchten naar het toilet voor één minuutje rust, is het voorbij.
Mijn
gesprekspartner vraagt de rekening. Wij betalen ieder de helft, het BTW-bonnetje
is voor haar. “Er moet tenslotte wel wat af te trekken zijn.”
In die
context vind ik het bijna (mono)logisch; deze kouterij heeft meer van een zakelijke
overeenkomst dan van vriendschap. Maar hé, waarom krijg ik dan eigenlijk niet het aftrekvoordeel?
Ik
bedoel maar: spreken is zilver, maar zwijgen…?
PS.
Haar
afscheidswoorden “Wat hebben we weer lekker gepraat,” doen me denken aan het
grapje van de olifant en de muis samen op de brug, waarbij de muis zegt: “Wat
lopen we hard te stampen.”
Een
vrouw een ‘doos’ noemen, vind ik niet kunnen, maar het woord ‘babbelbox’ is bijna
onvermijdelijk. Zelf voel ik even meer verwantschap met een volgestort VAM-vat.
Gelukkig
is dit een verhaaltje ‘uit de oude doos’, want zulke contacten probeer ik
zoveel mogelijk te vervangen door vriendinnen die wél geneigd zijn tot de
dialoog. Laat de egotrippers maar lekker met elkaar gaan vechten om het laatste
woord. En het eerste. En alle woorden daar tussenin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten