dinsdag 9 december 2014

THE MAGIC BANK ACCOUNT *

(deze 'wijze levensles' kreeg ik toegestuurd van een vriendin in Almaty, Kazachstan. 
Mooi genoeg om door te geven)



Imagine that you had won the following *PRIZE* in a contest:
Each morning your bank would deposit $86,400 in your private account for your use.  However, this prize has rules:

1. Everything that you didn't spend during each day would be taken away from you.
2. You may not simply transfer money into some other account.
3. You may only spend it.
4. Each morning upon awakening, the bank opens your account with another $86,400 for that day.
5. The bank can end the game without warning; at any time it can say: “Game Over!". It can close the account and you will not receive a new one.

What would you personally do?
You would buy anything and everything you wanted right?
Not only for yourself, but for all the people you love and care for. Even for people you don't know, because you couldn't possibly spend it all on yourself, right?

You would try to spend every penny, and use it all, because you knew it would be replenished in the morning, right?

ACTUALLY, This GAME is REAL ...

Shocked ???
YES!
Each of us is already a winner of this *PRIZE*. We just can't seem to see it.

The PRIZE is *TIME*
1. Each morning we awaken to receive 86,400 seconds as a gift of life.
2. And when we go to sleep at night, any remaining time is Not credited to us.
3. What we haven't used up that day is forever lost.
4. Yesterday is forever gone.
5. Each morning the account is refilled, but the bank can dissolve your account at any time WITHOUT WARNING...

SO, what will YOU do with your 86,400 seconds?

Those seconds are worth so much more than the same amount in dollars. 
Think about it and remember to enjoy every second of your life, because time races by so much quicker than you think.
So take care of yourself, be happy, love deeply and enjoy life!

Here's wishing you a wonderful and beautiful day. Start “spending”....

DON’T COMPLAIN ABOUT GROWING OLD…!
SOME PEOPLE DON'T GET THE PRIVILEGE!



*The author is not know. It was found in the billfold of coach Paul Bear Bryant, Alabama, after he died in 1982


maandag 24 november 2014

Lopen voor de lol

Pieterpadstappers. Nee, dat zijn geen speciale schoenen, bijvoorbeeld zoiets als bordeelsluipers, maar dan anders. Pieterpadstappers, dat zijn mensen. Gewone mensen? Ja, dat weet ik dan weer niet zo goed, want wie gaat er nou vrijwillig een slordige 500 kilometer dwars door Nederland lopen? Van noord naar zuid? Of andersom, dat kan ook nog. Want… waarheen leidt de weg? Naar nergens!
Ja, naar duizenden stappen op de teller van de benenwagen. Lopen voor de lol, that’s all!

Ze zullen het zich niet eens afgevraagd hebben waarnaar wij op weg waren, afgelopen zaterdag een paar kilometer voor station Ommen. Ze hadden genoeg aan zichzelf, sjouwend met zichtbaar zware tassen, de mensen met een getinte huidskleur. We passeerden er tientallen, in vele schakeringen van lichtbruin tot bijna-zwart. De grootste gemene deler was de gele plastic draagzak. Van de lokale Jumbo.

Twee kindjes maakten zich los van de rest. In hun wat scheef staande ogen (afkomstig uit China of de contreien van Oezbekistan?) lag nog niks van berusting. Integendeel, de vrolijkheid spatte er bijna vanaf. Ze renden ons tegemoet, klapwiekend met hun blote armpjes. Hadden ze het niet koud? Of simpelweg geen dikkere winterkleren? “GGGaat het ggggoed?” riep de oudste, een jongetje van een jaar of zeven, en hij keek een beetje brutaal.
“Prima,” zeiden wij tegelijkertijd en wisselden een glimlach met de man en vrouw die volgden. De vrouw een beetje scheef, door de zwaartekracht van de volle boodschappentas.

Ons vermoeden van waarnaar zij op weg waren, werd later thuis bevestigd door de alwetende Google-encyclopedie. Sinds begin oktober zijn bijna 400 asielzoekers ondergebracht in een recreatiepark middenin het bos. Prachtige locatie, maar toch weer anders als je bijna tien kilometer moet lopen voor je wekelijkse boodschappen. Het was gelukkig een mooie herfstmiddag, maar de regen en kou (en wie weet ook sneeuw) zullen niet lang meer op zich laten wachten.

Op dat bospad, vol knisperende bladeren, kruisten even onze wegen. Wij met onze lichtgewicht rugzak (gewoon maar van Aldi) en sportieve stappers (gelukkig van Lidl in plaats van een duur sportmerk), zij zeulend met de primaire levensbehoeften. Ik weet, in hun thuisland waren ze vast gewend aan tien kilometer lopen voor een beetje water, balancerend op hun hoofd. Evengoed, wat een wereld van verschil.
Wij op weg naar de trein. Anderhalf uur en weer lekker thuis. Zij naar de tijdelijke opvang in het bos, maar nog een veel langere weg te gaan voordat ze zich ooit thuis zullen voelen in een vreemd land en een vreemde cultuur.



Lopen voor de lol? Wie weet dat hun kinderen dat ooit doen, als ze de kans maar krijgen zich te vestigen in een land waar je (bijna altijd) veilig rond kan lopen zonder op je tellen te hoeven passen voor gevaar van bommen en scherpschutters. Veel beter kan je gewoon je passen tellen.




donderdag 13 november 2014

Geluksdruppels









De 'verdrietrivier' vanbinnen,
trekt meestal kabbelend zijn spoor.
Soms tornodo’s, waterkolken,
dan weer geruisloos door.

Als louter ijzige stiltes klinken,
is het water vast bevroren.
Glijgevaar? Beter dan verdrinken.
Nog niet alles is verloren.

Zomaar een blik, als zonnestraal,
op een verrassendgoeie dag,
vanuit lieve, oude rimpelogen,
of een stralendblije kinderlach.

Zelfs de dikste ijslaag die smelt stuk.
Tranen? 
Dat zijn druppels van geluk!




dinsdag 4 november 2014

Schapenwolken en mist

Zo'n beetje het mooiste moment van de dag is het verschonen van de kattenbak. Tussen de bomen achter ons huis scharrelen zes schapen, en dat geeft zo’n lekker buitengevoel. Om dat wat te verlengen neem ik me voor die middag een uurtje te gaan bladharken in de tuin. Ik sta net boven een spijkerbroek aan te trekken, als er aan de deur wordt geklopt. Voor Sint en Piet is het nog een beetje vroeg. Wie het zou zijn laat zich kort raden, want er klinkt een luide schreeuw. “Help!” De buurvrouw. “Schaap in de sloot.”

Echtgenoot komt meteen in actie. Als ik achter hem aan ben gerend, staat de zwemmer al weer op het droge, rillend, zijn bruine krulletjes kleddernat. Hij lekt niet louter kleurloos, uit zijn nek drupt bloed. Stroomt bloed! Gebeten door een hond, begrijp ik van het buurmeisje die het heeft zien gebeuren. Manlief rent naar huis voor de verbandtrommel. Geen schaapachtig getreuzel, snelle actie is geboden. Powerlifting met een schaap? Dat lukt, in geval van nood. Wijdbeens wankel ik huiswaarts, het schaap hangend in mijn armen en even voel ik zo’n zwoegende deelnemer aan Krachtpatsers of de Zwaarste Man.

Taakverdeling en teamwork in stroomversnelling. Buurmeisje kondigt de patiënt vast aan bij de dierenarts, buurvrouw haalt nog meer verband, en manlief tovert een groot groen zeil tevoorschijn voor het vervoer. Geen tijd voor dramatiek. Pas als we wegrijden – schaap en ik samen in de achterbak – denk ik even terug de dramatische geboorte van een lammetje, lang geleden in een duistere stal. De voorpootjes zaten verstrikt in de navelstreng, maar de zoon van de boer weigerde de dierenarts te waarschuwen. Het lammetje was dood, moederschaap bloedde … als een rund! In allerijl moest ze worden vervoerd naar de noodslachter, want het was zaterdag. Ook toen zat ik met het schaap tussen mijn knieën achterin, en mijn tranen drupten op de witte wol.


In drie decennia ben ik toch wat stoerder geworden. Zelfs als de dierenarts onze amateuristische verbandwikkels weghaalt, maar er geen doekjes om windt: hier is geen redding meer mogelijk.
Nu is het alleen nog wachten op de komst van zijn eigenaar die toestemming moet geven voor de injectie die leven verandert in grazige weiden waar schapen kunnen ronddartelen, samen met huppelende honden zonder scherpe tanden, onder een blauwe lucht. Of hooguit een schapenwolkje.


In shock blijft het arme schaap achter in zijn hokje. Precies als wij teruglopen naar de auto, arriveert de schapenman, met een meisje dat vast zijn dochter is. Snikkend. Stoerheid komt met de jaren. 
De ongrijpbare fase tussen waak en slaap duurt die avond langer dan normaal. Schaapjes tellen? Beter van niet.


Een nieuwe dag, en de kattenbak is alweer verschoond. Er hingen flarden mist tussen de bomen, dus alle schapen waren onzichtbaar. Gelukkig.



Met dank aan Sandra en Yvonne Graaf

dinsdag 28 oktober 2014

Hurken? Je kan de pot op!


“Je kunt de pot op! Die kan je in je zak steken.”
Wat een lekker begin van de werkweek om zo los te gaan in ongezouten krachttaal.
Ik kreeg het wel meteen terug. Met pingpongeffect en zonder greintje originaliteit, liet mijn gesprekspartner me weten waar ik mijn heil kon gaan zoeken: op diezelfde pot.
Het deed een beetje denken aan de verbale woordenoorlog van kinderen.
“Vind jij mij gek? Dan vind ik jou ook stom!”



Naäperij van het zuiverste kaliber, meer had ons tweegesprek (twee volwassen vrouwen, zij aan zij op de bank) eigenlijk niet om het lijf. Haar rol in de dialoog was misschien het beste te omschrijven als ‘voor spek en bonen’. Dat daar geen varkensvlees of groente aan te pas kwam? Daarvan had ze echt geen flauw idee.

Voor wie er nu geen chocola meer van kan maken: ik oefende samen met Leila uit Syrië voor haar inburgeringsexamen, onderdeel ‘Toets Gesproken Nederlands’. Ofwel: foutloos uitspreken van Nederlandse zinnen. Maar wat die woorden precies betekenen? 
“Daarvoor heeft de docent geen tijd. Als wij het kunnen nazeggen is het goed.”

Dat is geen rozengeur en maneschijn.
Hoewel ik de strekking onderschrijf, is dit niet in eerste instantie hoe ik mijn verbazing over het taalonderwijs onder woorden zou brengen. Wél een van de zinnen waarmee wij inburgeraars welkom heten in onze taal.
Je moet niet zo uit je slof schieten.
Zelfs als je weet dat een slof een ander woord is voor pantoffel? Dan begrijp je nog steeds niet wat die uitdrukking betekent.

“Moeilijk.” Dat woord kent Leila inmiddels moeiteloos uit haar hoofd. Logisch, want veel gebruikt. Hoe kan je ook al die onbekende woorden aan elkaar rijgen als je geen idee hebt van wat je zegt? Is dat niet zo’n beetje het voornaamste doel van spreekvaardigheid?

Heb je het fietsen nu nog niet onder de knie?
Nee, rijwielkilometers heeft Leila nog niet in de benen. Ze krijgt al knikkende knieën als ze zichzelf fantaseert op het zadel van zo’n wiebelend voertuig. Maar dat is weer niet wat die uitdrukking betekent.

Op je hurken zitten?
Ik weet maar één manier om te laten zien wat daarmee bedoeld wordt: vóórdoen. Eigenlijk zou dat trouwens prima gaan op de pot!

Van hurkhouding is het maar een kleine manoeuvre naar kleermakerszit. De enige goede positie in dit geval, want aan de manier waarop wij ‘onze buitenlanders’ wegwijs maken in het Nederlands zit nog wel een steekje los.




PS.
Met ingang van 1 november komt er een verandering in het inburgeringsexamen. De Toets Gesproken Nederlands wordt Spreekvaardigheid.  Laten we hopen dat vanaf die datum ook ‘weten wat je zegt’ daarin een vast onderdeel wordt.
http://www.exercisesinburgering.nl/inburgering-buitenland

donderdag 16 oktober 2014

Guus for president

Zwarte Piet. Sorry, het moet nog even. Niet als herhaling van zetten, maar juist vanuit totaal ander perspectief. Want laten we eerlijk wezen, als er iemand is die de zwarte piet krijgt toegespeeld, is het wel Guus Hiddink. Onze eigenste bondscoach, die er toch ook weinig aan kan doen dat ze maar wat voor zich uit stonden te kleumen op het IJslandse veld, de mannen die zo kort geleden de wereldbeker al bijna met hun vingertoppen konden aanraken? 
Iemand moet de schuld krijgen, en de trainer heeft het gedaan. Dat is kennelijk nou eenmaal de regel in voetbal. De KNVB staat te popelen om  – ‘Guus kom naar huus’ – met Hiddink de fouten in de gevolgde strategie te bespreken. Dat heeft volgens mij geen bal zin. Gedane zaken nemen geen keer, we moeten vooruit!



Is het toeval dat precies nu bekend wordt dat Camiel Eurlings stopt als president-directeur van KLM? Niet voor niets is hij al een dik jaar lid van het Internationaal Olympisch Comité, en in zijn (schaarse) vrije tijd een fanatiek wielrenner. Er schuilt een sportgeest in deze man die, naar verluidt, als jonge jongen al de gemeenteraadsvergaderingen bijwoonde vanaf de publieke tribune. Het is toch niet zo moeilijk te bedenken dat hij veel liever op de tribune rond het voetbalveld had gezeten?


‘Hij heeft niet krachtig genoeg de Nederlandse belangen verdedigd,” luidt de kritiek op Camiel Eurlings. Is hij nu de zwarte zwaan bij de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, nota bene ver vóór zijn tijd al deels aan de Fransen verkwanseld?  
En, verdedigen??? Aanval, dát is de beste verdediging! Camiel is duidelijk klaar voor een vliegende doorstart bij de grondtroepen. Niet werkloos thuis op de bank; de enige bank waar hij thuishoort, is die het trainershokje op het voetbalveld. Lekker zijn frustratie van zich af schreeuwen, reken maar dat ‘onze jongens’ daarvan flink gaan rennen.

Zitten we nog wel met Guus. “Uitgespeeld op het voetbalveld,” spreken vele stemmen. Maar zeker nog niet toe aan rentenieren, in een roeibootje met een hengel, spreken Hiddinks’ ogen voor zich. 
“Die bril staat’m niet,” concludeerde ik al een tijdje terug. Pas nú dringt tot me door wat hij met dit net effe te krappe montuur wil zeggen. “Dan maar liever de lucht in!” Een pilotenbril.
In plaats van onderduiken voor alle kritiek, verlangt hij ernaar zijn vleugels te spreiden en het gras voor altijd te ontstijgen. Met een helikopterview - nieuwe horizonten, ander blikveld - ziet de wereld er weer anders uit. In zijn rol als bondscoach werd die 'losse aanpak' van Hiddink niet gewaardeerd, maar reken maar dat hij met die Franse slag vliegensvlug succes boekt in het duel Nederland-Frankrijk.



Never change a winning team. Maar dat geldt dan toch zeker ook andersom: wisseling van de wacht als het niet slechter kan? Eerlijk is eerlijk, van voetbal heb ik de ballen verstand. En luchtvaart is ook best hoog gegrepen. Bovendien, ik bedacht deze wissel gisterenavond, tijdens een sfeervol dinertje bij vriendinnen, wijntje erbij. Dan zie je misschien mogelijkheden die je anders niet zou zien.

De ergste twijfel, na een nachtje erover slapen, is alweer weggeëbd. Best benieuwd wat mensen met meer kennis van zaken ervan vinden. 

dinsdag 14 oktober 2014

Een heel andere wereld, en toch zo dichtbij huis







Beste mevrouw, heer,

Dit is geen standaardsollicitatiebrief. Toch hoop ik dat u eventjes wilt doorlezen. Neem er desnoods een bakje koffie bij, liefst mét een koekje, want het is een heftig verhaal.

Vanmorgen stapte ik op mijn fiets. Het regende. Zo’n typisch Hollandse herfstochtend, die eigenlijk best wat gezelligs had, omdat-ie me deed denken aan de knusse tijd rond Sint Maarten of Sinterklaas. En dan vooral aan lekker binnen bij de kachel, met een schaal kruidnoten of dikke stukken speculaas onder handbereik.
De vrouw bij wie ik op bezoek ging, heeft die herinneringen niet. In haar hoofd woont een verleden van ontplofte huizen en ingestorte gebouwen. Haar geboortedatum werd destijds nergens geregistreerd. “Maar mijn moeder weet het nog precies, het was tijdens de oorlog met Israël. Ik werd geboren toen mijn oom weg was na het vallen van een bom. Na tien dagen kwam hij toch nog tevoorschijn onder het puin, dat vergeet mijn moeder nooit.”

Ze vertelde het in haar woonkamer op slechts tien minuten fietsen van mijn huis, maar toch een compleet andere wereld. Het grote televisiescherm toonde geluidloos en in breedbeeld een oorlogsfilm. Live. Een bedreigend teken aan de wand, waarvan wij hooguit de ingedikte versie zien op het achtuurjournaal.

We zetten ons samen voor een ander scherm, dat van de laptop. Een sollicitatiebrief schrijven is voor iemand die in Nederland geboren en getogen is al niet simpel. Laat staan als je uit een heel ander deel van de wereld komt. 
Als vrijwilliger geef ik al een aantal jaren Nederlandse les aan buitenlanders. Daardoor krijg je met sommige mensen een band die verder gaat dan het plaatsen van de juiste d of t. Een van mijn leerlingen (afkomstig uit Syrië, al negen jaar in Nederland en al aardig de taal sprekend) is dringend op zoek naar een baan. Liefst niet te ver van huis. Dat klinkt vast gek voor iemand die duizenden kilometers heeft gereisd om een nieuw leven op te bouwen. Maar tijd en afstand zijn relatieve begrippen.

Doortastendheid en aanpakkersmentaliteit?
Zijn die eigenlijk niet allang bewezen door de negendaagse in het ruim van de truck die haar ooit naar een ver vreemd land in West-Europa bracht, onvrijwillig gevlucht uit haar vertrouwde land dat dit vertrouwen niet langer kon waarmaken?
Bereidheid tot leren?
Toch zeker al dubbel en dwars aangetoond door de snelle gretigheid waarmee ze zich wegwijs heeft gemaakt in een nieuwe taal?

Met die karaktereigenschappen meldde ze zich een paar weken terug aan de receptie bij verschillende bedrijven, op zoek naar werk. Want dat is de volgende stap naar een volwaardig bestaan. Dat leidde tot niets, want ze werd weg gestuurd met de tip het maar via internet te proberen. Logisch, helemaal logisch. Maar ze heeft geen idéé waar te beginnen.

Dat het in deze tijd voor iederéén moeilijk is een baan te vinden, begrijpt ze, zo zeggen haar lippen. Maar haar ogen doen niet mee. ‘Crisis’ heeft hier een heel andere betekenis dan zij het van huis uit kent. Misschien is ze daarom wel zo’n sterke vrouw geworden, die - elk nadeel heeft zijn voordeel? - zich niet laat afschrikken maar stoer doorgaat.

Zij heeft vertrouwen in de toekomst. Tegen beter weten in? Eigenlijk hoop ik heel erg dat zij met haar positieve perspectief gewoon gelijk heeft!






maandag 13 oktober 2014

Tok tok tok


Pas waren we uit eten. In een restaurant dat dateert uit de tijd dat ‘buitenshuis eten’ nog iets heel bijzonders was. Wie in Rotterdam heeft gewoond, herinnert zich misschien nog die eetgelegenheid met de rondborstige serveersters in de kleurrijke Dirndl-jurken: Wienerwald. In Nederland is dat bos allang gerooid, maar in Zuid-Duitsland knipperen de neonletters nog trots aan de gevel, en hangen de gehaakte gordijntjes nog voor de ramen.




Boven een bepaalde leeftijd wordt een vleugje jeugdsentiment weer leuk. 
“Für alle die Hühn lieben,” roept de uitnodigende poster op de parkeerplaats. De afgebeelde vos is vast niet welkom. Zelf zijn we ook bijna door drempelvrees überrascht. We zien bijna door de bomen het bos niet meer. Het restaurant zit bomvol!


Als we eenmaal zitten, aan het laatste vrije tafeltje, valt het me op. Hier geen blauwige waas van oplichtende mobiele telefoons, maar de (bos)groene uitstraling van het voetbalveld op grote schermen aan de muur. Hier kunnen de mannen wel degelijk twee dingen tegelijk. Druk kauwend zitten ze overdwars aan tafel, ogen strak gefocust op de verrichtingen met de bal. Een avondje uit, ja gezellig.


Een menukeuze maken blijkt niet lastig voor een vegetariër. Gelukkig lust ik graag salades, want dat is zo’n beetje de enige mogelijkheid op de lijst. Niks om over te zeuren voor wie gaat eten bij een  kip- en schnitzelrestaurant, maar de met een groen hoedje getooide ober (geen Dirndl-vrouw te bekennen) is duidelijk niet tevreden met mijn magere bestelling. De ‘gevulde tortilla’ waarop hij me met dringende vingerwijzing attent maakt, blijkt een kartonnen pannenkoekje met droogtescheurtjes overdwars en gevuld met de andere helft van de Griekse boerensalade.

Veel kostelijker vermaak ik me met het oudere echtpaar naast ons (identiek ruitjesoverhemd, identieke sloffen) dat zich vol overgave op de vol gestapelde borden stort. Ieder op geheel eigen wijze. Hij gunt zich geen tijd voor één enkele blik, noch op zijn vrouw noch op zijn maaltijd. Zij maakt van de gelegenheid gebruik alles wat volgens haar niet thuishoort op haar bord, met welgemikte worp naar de overkant te kieperen. Goal!


Dan, zodra de scheidsrechter het finale fluitsignaal heeft gegeven, marcheren de toeschouwers met veel lawaai van over tegels schurende stoelen als één man de deur uit.
Lekker gezellig samen rustig verder eten zit er niet meer in, want daar duikt ineens de Duitse ‘bube’ op naast onze tafel. Of we even willen afrekenen, want het wordt zijn vrije avond. 
Kip mag je kluiven, en mijn echtgenoot zit net met zijn vingers in de kont van het beest op zijn bord. Terwijl hij zijn handen probeert schoon te vegen aan het papieren servetje, vallen mijn ogen op het wandbord boven zijn hoofd. ‘Heute bleibt die Küche kalt, wir gehen in den Wienerwald.’ In de juiste situatie kan zo’n oubollig rijmpje een lachstuip teweeg brengen. In een poging de ober vooral niet te laten denken dat ik hem uitlach zoek ik, met een knikje richting spreukenbord, naar de juiste woorden. Als een kip zonder kop kan ik zo gauw niet meer bedenken dan 'funny'. 


Het komt niet meer goed. Bij de uitgang probeert de oprichter ons nog persoonlijk een positieve nasmaak te bezorgen. 'Bis bald im Wienerwald.' 
Nou, toktoktok, binnenkort toch maar weer eens naar de wok.



donderdag 9 oktober 2014

Dag Sinterklaasje dahag, dahag zwarte/rode/witte/blauwe/groene/gele/roze/paarse/beige Piet

De eerste zak kruidnoten is alweer in huis. Nog dicht! Een beetje geduld heb ik heus wel. Soms. En voordat de eerste letters op papier staan voor de jaarlijkse poëzie bij de surpriseknutselarijen, moet me even iets anders van het (borstplaat)hart. Want was las ik vanmorgen in de krant? Ons Sinterklaasfeest ‘met alle elementen die daarbij horen’ (lees: inclusief Zwarte Piet) komt op de longlist Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland.


Is die lijst van Nederlandse volkstradities bedoeld voor volgende generaties? Als overzichtelijk naslagwerk (ambachten en beroepen, culinaire tradities, feesten en vieringen)? In dat geval ben ik vóór.

Alle ogen zijn nu wel gericht op Piet, maar dat is - zelfs in alle kleuren van de regenboog - mijns inziens een veel te beperkt blikveld. Er zijn zoveel meer redenen om Sint Nicolaas met toebehoren voor eens en voor altijd te begraven in de culturele oude doos.
Kijk alleen al naar al dat voedsel dat bij deze traditie schijnt te horen. Speculaas, niet voor niets met de S van suiker. Gevulde speculaas, nóg erger. Bomvol verzadigde vetten, dat is bijna vragen om verhoogd cholesterol en hart- en vaatziekten. Pepernoten? Die krijg je nooit meer weggepoetst. Marsepein. Die laatste lettergreep had beter met ‘ij’ geschreven kunnen worden, want die als wortel en aardappel vermomde calorieënbommen doen gewoon zeer aan je glazuur. En vergeet niet dat eeuwige gesoebat om die chocoladerepen. Kinderen met een moeilijke beginletter moeten zich jaar na jaar zien te behelpen met die eeuwige S of P. Of M. Van moeder? Wat speelt die in vredesnaam voor rol in het complot? Want zij is - eMANcipatie - toch zeker niet de enige die al die tassen vol zoetigheid huis binnensleept? Dat kan echt niet meer. Boterletters!

Die eeuwige lange baard van Sinterklaas geeft mij steeds meer een onveilig gevoel. En is het écht ethisch verantwoord om de kwetsbaarsten uit de samenleving nog steeds te laten plaatsnemen op die bedenkelijke schoot, nu we toch weten waar ze in de Rooms-katholieke kerk toe in staat zijn? Sinds de onthulling rond paters en priesters heeft het ‘heer’lijk avondje toch een andere betekenis gekregen. Wie zegt dat de bisschop van Myra zijn handjes thuis houdt. Van goed- naar schijnheilig is een kleine stap. Altijd in die grote verhullende jas. Nota bene rood, een alarmkleur, hebben we dat nou nog niet door?

Dan, tot slot, de economische crisis. Zakken vol cadeaus, dat is toch niet langer verantwoord? Nee, het Sint-Nicolaasfeest mag bij de tradities van toen. Tussen katknuppelen en zaklopen (hebben die juten zakken ook weer een bestemming). Leuk om later nog eens wat meewarig op terug te blikken, in een prentenboek. Of in de vorm van een app.


Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Dat geldt wat mij betreft ook voor de Hollandse historie. Dag Sinterklaasje dahag, dahag zwarte/rode/witte/blauwe/
groene/gele/roze/paarse/taupe/turkooizen/beige* Piet
(*sorry voor de kleuren die ik vergeten ben).

Beste Piet,
Dit is het einde van het lied.
Dit jaar vieren we het niet.
Tsja, en wat rijmt er nou op Sinterklaas?
Paas!

Ook een raar feest trouwens, met dat ‘opgepimpte konijn’ dat de eieren rondbrengt. Zeker niet biologisch verantwoord. Ook maar in de oude doos? Tja, misschien een beetje snel om daar nu ook meteen over te beginnen. Ergens rond Oud en Nieuw, da’s vroeg genoeg.



dinsdag 7 oktober 2014

Boerenkool in juni

‘Eet de groenten van het seizoen!’ (liefst vanuit die – natuurlijk papieren – zakken die wekelijks aan je deurknop worden gehangen als je je abonneert op de groenteboer aan huis). Dit is hot en trendy. Maar we zijn toch zeker niet vergeten dat er een tijd was waarin je niet anders kon? Sla en spinazie in de zomer, boerenkool en hutspot in de winter.




Waren het de eighties toen anticyclisch consumeren in opkomst kwam? In ieder geval was dat de tijd dat ik kennismaakte met superdunne sperzieboontjes in december, vol trots gepresenteerd door een oudere, mannelijke collega die zijn culinaire kunsten graag onderstreepte met ‘exclusieve menukeuzen’. “Die boontjes komen helemaal uit Colombia,” meldde hij vol trots, met volle mond.

Nu, vele vliegjaren later, zijn we tot de conclusie gekomen dat het helemaal niet zo logisch (en zeker niet milieuvriendelijk) is om álle groenten het hele jaar rond te kunnen eten. Bovendien, al die keuzestress ligt zwaar op de maag. 

Voor de broodnodige variatie komen ook de onbekendere producten van het land weer in opmars: meiknol, snijbiet, schorseneren, pastinaak. Als ‘vergeten groenten’ staan ze nogal eens op de menukaart. Soms zelfs een beetje too much. “Nou heb ik deze laatste maand al vier keer pastinaak gekregen in het eetcafé,” grapte mijn dochter. “Denk maar niet dat ik dit ooit nog vergeet.”


Het variatiemenu toen ik net op mezelf woonde is ook makkelijk te onthouden. Vertrokken uit een – laten we het noemen – gespannen thuissituatie bracht de woonomgeving in het pand voor ‘probleemjongeren’ (huh? ik?) ook de nodige besognes met zich mee. Met een alcoholverslaafde ganggenote die regelmatig haar overdosis uitbraakte in de openbare ruimte was de keuken geen aantrekkelijke plek. Koken kon dus niet, en wat ik at was in ieder geval consequent van vorm: cilindrisch. Rollen autodrop en mariabiskwie. En soms pepermunt. Verandering van smaak doet eten!

Toen raakte ik bevriend met een jongen met een ‘spruitenbroek’. Zo’n soort neplederen tuinbroek, waarin hij niet stond te vissen, maar zijn professionele haak uitsloeg naar groene kolen. Dat hij mij ook aan de haak wilde slaan, drong eerst niet zo goed tot me door. Tot de avond waarop hij zijn priemende blauwe ogen strak focuste en me die ene, intieme vraag stelde.
“Wat heb jij eigenlijk gegeten vandaag?”
De waarheid was vast niet wat hij graag wilde horen.
“Boerenkool!” Een lukrake greep.
De blauwe ogen vernauwden zich. “Jaja. Enneh… diepvries of vers?”
Dat was een inkoppertje. “Vers!”
“Boerenkool in juni? Waar heb je dat dan precies gekocht?”
Driewerf irritante bemoeizucht vond ik het. Eerst…
Maar boerenkool bleek de basis van nu al 31 jaar huwelijk ; - )

Ook in Amerika staat boerenkool sinds kort in de top drie. Logisch. Er zitten veel antioxidanten in, waardoor je jong blijft. Het is rijk aan vitamine A en C, dus goed voor je immuunsysteem, je ogen en huid. En...ook nog eens supergoed voor je relatie.
Alleen, in juni? Nee, dat wordt diepvries.


Boerenkool verdringt de hamburger in de United States
http://www.gezondheidenco.nl/de-boerenkool-amper-aan-te-slepen/

maandag 29 september 2014

Monsters!

Zomaar zo’n zondagavond. Kaarsje, poes op schoot, kopje koffie, restje cake. En het journaal, verplichte kost. Ogen en gedachten zetten zich al schrap voor een nieuwe lading bombardementen, mensen op de vlucht, slachtoffers die worden weggedragen. Maar dan, Haaksbergen! Profielbanden die ontsporen, dranghekken die mensen insluiten. Ambulances, politie, paniek.
Een monstertruck! Wie kan ook weten dat-ie die naam waarmaakt, zomaar ergens in het veilige oost’n van ons land.

Zomaar een maandagmorgen. Beneden weilanden met tot mistflarden optrekkende dauw, in de lucht verwaaiende wolken waar de ochtendzon al doorheen probeert te piepen. In de tussenliggende laag fiets ik.
‘Ga jij maar vooraan staan, dan kan je beter zien.’ Dat hebben gisterenmiddag vast verschillende papa’s en mama’s gezegd tegen hun kind. Of ‘kijk eens wat een gigantisch grote wielen!’
Monsters, die liggen meestal hooguit onder het bed. En daar zijn ze meestal vrij gemakkelijk weg te jagen door stoere vaders en moeders.

En ik trap hier zomaar voor me uit, tussen de grazige weiden. Op mijn mountainbike op naar het gemeentehuis voor het verlengen van mijn rijbewijs. Hoe kan het dat ik nooit tegen een boom ben geknald met mijn bijna nachtblinde ogen? Of op z’n minst van de weg ben geraakt? Vele treintrips heb gemaakt zonder centje pijn? Vliegreizen met twee keer zoveel risicovolle momenten van dalen en stijgen heb overleefd? Wandelingen door donkere steegjes. Wachttijden op verlaten perrons. Een ballonvaart. Een parachutesprong zelfs. En niet te vergeten al die keren met een te volle wasmand de trap op, vaak met – in één moeite door – de stofzuiger onder mijn rechterarm. Dat die slang nooit is blijven haken aan de leuning.

Het loopt lekker vlot op het gemeentehuis, behalve dan dat twijfelmoment over de kwaliteit van mijn pasfoto, maar daar had ik al op geanticipeerd. ‘Kijk, op mijn paspoort is die ook gebruikt, dus voor mijn rijbewijs toch ook vast goed genoeg.’ Geregeld!

Tien minuten later zit ik alweer op de fiets; het voordeel van een vroege afspraak vóór de vertragende drukte. Onderweg komt er een Engels sprekende motorrijder naast me rijden, om vanuit zijn opengeklapte helm te vragen naar de weg. Wanneer hij, met luide vroem en een opgestoken bedankarm, de vaart er weer in zet, trap ik in mijn eigen tempo de laatste kilometer naar huis. Spannender wordt het niet. Allemaal heel gewoon eigenlijk. En tegelijk, zo verschrikkelijk bijzonder.




Veel sterkte voor alle slachtoffers en hun naastbetrokkenen van het ongeluk in Haaksbergen (en niet te vergeten al diegenen die het van nabij hebben zien gebeuren).

vrijdag 26 september 2014

In de war



'Het is oorlog!' Zo startte een vriendin haar mailtje. Geen vrolijke opening, maar wie weet heeft ze wel gelijk. ‘We sturen F-16’s en mengen ons in een militaire strijd,’ verklaart ze haar gedachtegang nader. Ja, mijn vrienden, dat zijn geen mensen die over één nacht ijs gaan. Die denken ná voordat ze wat beweren. En stellen daarbij nog de juiste vragen ook. ‘Wat voor consequenties gaat dat krijgen?’ En nóg even concreter. ‘Worden er straks ook Nederlanders op tv onthoofd?’




Ik ben meteen wakkerder dan wakker. Eigenlijk heeft zij precies verwoord wat ik bijna nog niet denken durfde. Hij staat nog op mijn netvlies, die tot mummie getransformeerde jongeman. Uit een spleet tussen al die windsels sprak hij dreigende woorden die maakte dat je nog een extra houtblok op de kachel gooide. Het decor van smeulende steenhopen achter zijn witte gestalte maakte het tv-tafereel er niet behaaglijker op.

Oorlog. Zit je daar middenin voordat je er erg in hebt? Is het in ’40 – ’45 ook zo gegaan?
Vorige week was ik nog in Duitsland, bovenin de bergen. Blauwe lucht, zon op mijn gezicht. Voor ons liep een koppel. Vast al wat ouder, viel te concluderen uit hun beider wat gebogen houding. Hun tempo was er niet minder om. Het kostte heel wat inspanning om naderbij te komen.
'Wat bent u sportief' zei ik om een gesprekje te openen, toen we eindelijk oog in oog stonden. Zijn verbaasde gezicht kwam niet doordat hij – naar ik aanvankelijk dacht – me niet verstond. Het was de inhoud van mijn uitspraak die hem grote ogen deed opzetten.
Hoezo? Wandelen hadden ze áltijd gedaan. Voor mij bleek het allemaal nog sportiever dan ik op het eerste gezicht had gedacht. Zij (76) was in februari aan haar tweede knie geopereerd. Maar stoppen met lopen... ho maar. Hij (op één week na 85!) was pas nog in zijn eentje naar 1100 meter hoogte geklommen (van nagenoeg zeeniveau) en vond dat helemáál geen bijzondere prestatie. 'Wij lopen iedere dag.'

Vorig jaar nog hadden hij en zijn vrouw drie dagen achtereen een tocht van bijna 40 kilometer per dag afgelegd. ‘De route die hij gelopen had toen hij als jonge jongen na de oorlog eindelijk naar huis mocht,’ verduidelijkte zijn vrouw.
Veertien was hij geweest, toen hij verplicht moest gaan schieten op … Nederlanders.
Het actieve, vriendelijke koppel leeft voort in mijn geheugen. Dat is niet alleen vanwege de foto’s die we van hen maakten, bovenop die berg. De vijand van vroeger? Nu een aimabele oude man.

Is het waar, dat de tijd alle wonden heelt? Gaan we later, na afloop, vakantiereizen boeken naar de ruïnesteden in Syrië? Als een soort Pompeï? Alleen dan niet verwoest door de vulkaan, maar door brute kracht van menselijk geweld? Maar wat heeft er in die voorliggende tijd nog allemaal moeten gebeuren? Kunnen we die scènes niet gewoon overslaan?

Morgen ga ik een flink eind met de trein. Eerlijk gezegd voelt het een beetje minder veilig dan ik gewoon ben. Gelukkig eindigt mijn vriendins mailtje met goede raad. ‘Laten we maar leven bij de dag. Genieten van iedere dag, en van de mensen van wie we houden.’

Misschien zijn positieve gedachten wel de beste bewapening tegen oorlogsdreiging. Want daarvan raak je behoorlijk ‘in de war’. 





donderdag 28 augustus 2014

Wie ben ik? Kwestie van jong leren

Wat wil je later worden? “Gelukkig!” hoorde ik ooit iemand antwoorden, met zo’n stralend gezicht dat het bijna niet anders kon dan dat-ie dat doel allang bereikt had. 

Als lettermens heb ik nooit veel op gehad met cijfers. Toch denk ik nog weleens terug aan mijn allereerste baantje – tijdens de zomervakantie – op kantoor bij een schoenenwinkel. Eindeloze optellingen maken van de verkoopbonnen van de dag, en oh wee als die net klopten. De baas van de boekhouding kalligrafeerde al die eindbedragen in een dik boek, met een kroontjespen en echte inkt, tussen smalle lijntjes op beige bladen. Zulke papieren vellen zijn allang vervangen door digitale spreadsheets, en daar heb ik vast hoogstpersoonlijk een greintje aan bijgedragen. In de tourbeurt van thee zetten voor het hele team draaide een nerveuze naïeve vakantiekracht als ik ook haar rondje mee. Alleen al de grote gasgeiser ontvlammen was doodeng. Daarna al die papieren bekertjes vullen met kokendheet water en rondbrengen op een wiebelig dienblad bleek nét een inspanning te veel. Precies boven het heilige boekhoudboek liet ik er eentje vallen – thee met suiker – en daar vloeide de omzet van die week weg, in twee seconden. Gelukkig was hij kaal, anders had de boekhouder ter plekke zijn haren uitgetrokken. En nog een voordeel, ik was meteen retepopulair. Want dat iemand zo stom kon zijn om dit per ongeluk te doen, dat kon niemand zich voorstellen.

Vroeger was het leven best simpel. Stoere jongetjes werden brandweerman of politie. Meisjes zuster of moeder. Of is dat te kort door de bocht? Ben bang van wel. Zeker in de tegenwoordige tijd. Een timmermens (m/v) is al tientallen jaren terug bedacht, maar inmiddels is bijna niet één beroep nog seksegevoelig. Hoewel er natuurlijk accenten zijn. Neem een garage, daar hangen de vrouwen vooral nog aan de muur.

Maar die (verdwijnende) scheiding der seksen is bij lange na het enige niet. Wie een beetje alert om zich heen kijkt, heeft vast gemerkt dat een heleboel beroepen verdwenen zijn. En daarbij denk ik heusch niet alleen aan de schillenboer en de scharensliep. Ook de secretaresse is foetsie. Ja écht. Zij (sorry, óf hij) is allang geprofessionaliseerd in een managementassistente. Bekt veel beter, die titel, maar eigenlijk is het toch nog oude wijn in nieuwe zakken.

Een stap verder is de opkomst van een hele nieuwe range aan bezigheden die voorheen niet eens bestonden. Ik denk niet dat er later nog veel studenten zuchtend en dozen sjouwend door de schappen van Albert Heijn zullen lopen. De nieuwe variant op de vakkenvuller is de webshopvuller. En stel je voor dat je je geld kunt verdienen als #Vlogger (maker van video weblogs). Of lichaamsdelenmaker, geheugenchirurg (voor het creëren van extra herseninhoud), ruimtearchitect verticale landbouwer (in torenflats). Hoezo werkloosheid? De wereld ligt vol mogelijkheden.


Voorlopig zijn veel van die functies vooral nog toekomstmuziek. Maar gisteren zag ik een vacature die even extra de aandacht trok. Productieartiest! 
Bij nadere inspectie had het weinig meer om het lijf dan inpakken van spullen aan de lopende band, liefst zo snel mogelijk. Maar zelf kreeg ik mijn associatie - het kunstig gegoochel met jongleerballen - niet meer van het netvlies. 
Is dát niet precies wat telt, in alle tijden? Je eigen talenten hoog houden. Die vertellen namelijk niet wat je wilt worden, maar wie je bent. En dát kan je niet jong genoeg leren.




maandag 25 augustus 2014

Lichtheid van zwaartekracht


Een paar dagen terug kreeg ik een berichtje van een vriendin die, vanaf afstand, even stoom moest afblazen. Door allerlei verwikkelingen in haar gezin was ze zo over haar toeren dat ze de overvolle wasbox uit de douche had gesleurd en hupsakee van de trap naar beneden had gestort, onderbroeken en overhemden raakten wijd verspreid over de tegelvloer. (nee, dit is niet écht… ze was wel degelijk over de rooie en deed iets radicaals, maar dat blijft tussen ons; wat een loser van een luisteraar zou ik zijn als ik alles meteen doorvertel). Het gaat om het idee: over hoe beroerd je je moet voelen om zover te gaan, want de vuile was houden we toch het liefste binnen?



De druppel die op het dieptepunt van mijn vriendin de emmer deed overlopen – hoorde ik toen ik besloot haar toch maar eventjes te bellen – was dat zij zich ‘kapót ergerde’ aan het geneuzel over kleine dingen, terwijl zij op dat moment gebukt ging onder zo’n beetje het complete wereldleed (zoals Atlas onder die loodzware bol op zijn schouders).
Ik zocht zonder succes naar de juiste woorden. Aan ‘kop op’ heb je niet veel bij het idee dat je hele leven volledig ondersteboven is gegooid. Bovendien, eigenlijk was ik het stiekem wel een beetje met haar eens.

Bij het journaal zit ik bijna dagelijks met een brok in mijn keel en met stijgende verbazing te kijken naar bomaanslagen, zelfmoordterroristen, onthoofdingen. Ook dichterbij valt er heel wat mee te leven: een overleden echtgenoot, gecompliceerde operaties, ernstige ziektes, echtscheidingen, verloren banen, noodgedwongen te koop staande woningen, auto-ongelukken.
Hoezo regenbui of lekke schoen?

Gek genoeg zijn we geneigd van alles en nog wat te vergelijken. 
Zij is dikker/dunner dan ik. Zij gaan vaker op vakantie dan wij. Hij heeft een grotere auto (of iets anders?) dan ik; hoewel dat verlekkerd navelstaren naar het wagenpark van de buren een omgekeerde beweging lijkt te maken met het groeiende milieubewustzijn. Mooi zo! Of wíl ik dat gewoon graag geloven?

Ook de minder rooskleurige zaken van het leven krijgen zo'n krachtenmeting.
‘Waarom maakt zij zich in vredesnaam zo druk over die voetbal door haar ruit? Moet je mij eens kijken, de hele benedenverdieping staat onder water, al het parket moet eruit.’
Een raam vervangen is inderdaad sneller gepiept en heel wat minder kostbaar dan het uitslopen van een kamerbrede houten vloer. Maar een voetbal weegt - gevoelsmatig - soms meer dan honderden liters water. Dat heeft vooral te maken met iemands vermogen tot, zeg maar, opwaartse druk.

Mensen die de diepste dalen weten door te trekken en met een glimlach naar boven komen klimmen, bewonder ik zeer. Deze mentale overwinnaars van de wet van de Zwaartekracht zijn een lichtend voorbeeld waardoor lekke fietsbanden, regenwolken en uitgevallen treinen hooguit iets zijn om je schouders over op te halen.  

Maar zaniken om ‘kleinere dingen’ mag nog steeds hoor. Des te blijer dat ik me er niet in verlies... meestal. Dus blijf vooral zeuren, ik voel me er fantastisch bij!




PS

De was van mijn vriendin hangt alweer te wapperen aan de lijn, schoon. Ook zij kent de kunst zichzelf wakker te schreeuwen uit een negatieve roes. Op zulke dagen roepen de schapen BOE! 

woensdag 20 augustus 2014

De waarde van woorden


Het product van een tekstschrijver? Woorden. En wat zijn die woorden waard? Dat vraagt om een wedervraag. Want, zijn het moeilijke woorden? Extra lange woorden? Of juist korte, krachtige om een ingewikkelde materie simpel te vertalen? Vooral aan die ogenschijnlijk lichte woorden kun je je als tekstschrijver soms lelijk vertillen.

De daad bij het woord voegen, da’s bij tekstschrijven geen productiewerk. Je kunt er ook niet voor naar de kiloknaller. Toegegeven, woorden kunnen best zwaarwichtig zijn. Maar woorden wegen lukt niet. Of hooguit op een goudschaaltje.

Tegenwoordig lijken woorden trouwens luchtiger dan ooit. Ze belanden nauwelijks meer op papier, maar vooral in ‘the clouds’. Daar vandaan kunnen geïnteresseerde lezers ze zelf naar believen naar beneden halen. Sorry, downloaden. Vervolgens moeten die woorden kunnen kantelen, kiepen en dwarrelen over het beeldscherm van tablet of telefoon. Slimme telefoon, wel te verstaan. Zulke technische hoogstandjes spreken vast tot de verbeelding. Maar een tekst moet vooral ook leesbaar zijn. Gewoon inhoudelijk, als woorden in de juiste context. Daarin is eigenlijk niks veranderd.

Om op te kunnen vallen in die snel uitdijende wolkenbrij van woorden wordt steeds moeilijker. Voorwaarde één is natuurlijk dat die woorden gevonden worden. Het geheim van de (SEO)smid is regelmatig in de tekst vermelden waar deze tekst over gaat, zodat die tekst niet ondergesneeuwd raakt door andere teksten die hun tekst ook onder de aandacht van tekstzoekers willen brengen. En misschien ook nog even op de moderne manier – txt – zodat de tekst ook door die categorische doelgroep gevonden wordt. Maar verder?

Een paar weken terug zag ik twee professionele schilders aan het werk. Ik kan het zelf ook best aardig, een kwast vasthouden en ermee over de kozijnen strijken. Maar dan druipt al snel de verf langs mijn arm. En onvermijdelijk rollen er wat druppels op plekken waar ik ze liever niet wil hebben. Nu was de klus in een paar dagen geklaard. Geen lekkers, geen druppers. Strak in de lak.

Van schilder naar regel twee (en misschien verdient deze zelfs de eerste plek) voor tekstwerk is geen grote sprong. Net als de schilder neemt ook de tekstschrijver vakwerk uit handen, zorgt voor een sterk verhaal, ‘strak in de lak’ en met een klankkleur waarmee de woorden goed uit de verf komen.

Of, poëtischer, een kleurrijke tekst is als een regenboog tegen de achtergrond van een donkere lucht.



dinsdag 19 augustus 2014

Op je tellen passen


Op je tenen lopen. Wat heb ik dat vaak gedaan, vooral omdat ik graag gróót wilde zijn. Wie groot was, had de toekomst. Lang opblijven? Nee, daar ben jij nog te klein voor.
Zelf bepalen of je die irritante prikbroek aantrekt naar school (tuurlijk niet!). Eten wanneer, hoeveel en vooral wát je wilt. Een heel pak kauwgom tot bellen blazen. Nee, nee en nog eens nee. ‘Wacht maar tot je… groot bent.’

Wat is dat eigenlijk, groot? Als kleuter was het Simon, de buurjongen van mijn oma. Terwijl mijn dagelijks leven zich afspeelde in de poppenhoek, kon hij geheimzinnige tekens schrijven.
Met groeiende leef-tijd veranderde mijn perspectief op grootheid. Bij iedere bereikte mijlpaal leek het verwachte walhalla van wijsheid vrijwel meteen te verbleken. Alleen die hoge hakken kreeg ik steeds beter onder de knie.

Ouder worden – in mijn geval in de betekenis van moederschap – bracht een korte kentering. Bij de ouderlijke voorbeeldrol past dat je het allemaal zo’n beetje weet. Of, in ieder geval doet alsóf; bij mij al snel vooral dat laatste.

Van ouder naar ouder – in de betekenis van meer verjaardagen gevierd – blijkt een kleine sprong. Jaren terug begon hij al wat te rinkelen, de wake up call, zodra ze jonger werden dan ik; de serveerster in het restaurant, de caissière bij de supermarkt. De confrontatie is compleet nu ze vaak vele jaren jonger blijken dan mijn eigen dochter.

Gesprekken met mijn vriendinnen draaien ineens om trouwerijen en grootouderschap. Met dat laatste doelen we niet op onze oma’s, niet eens op onze moeders en vaders, maar op onze eigen generatie. Help! Waar is het gebleven, het ‘later’ van vroeger, met de belofte van een eindeloos lang leven? Vroeger duurde een kwartaal een eeuw. Nu ben ik, voor ik het door heb, alweer aan het oliebollen bakken.

Alleen het bijbehorende gevoel heeft het niet kunnen bijbenen, want ik geloof niet dat ik me voel zoals ik denk dat ‘oud’ zou moeten zijn. En daarin ben ik vast niet de enige. In mijn kennissenkring zitten nogal wat mensen thuis. Met plezier? Nee, volledig ongewild werkloos.
Een vriendin heeft na drie afwijzingen bij dezelfde lokale gebakswinkel eens voorzichtig geïnformeerd of het misschien met haar leeftijd te maken heeft. Schoorvoetend – want het mág niet, leeftijdsdiscriminatie – werd toegegeven dat dit zeker een rol speelde. Dat komt niet meer automatisch ‘voor de bakker’.

De horizon van 67 is dan ineens weer erg ver weg. Vissen is leuk, maar vooral tussen de bedrijven door. Wie iedere dag diezelfde snoek aan de haak slaat, loopt het risico dat hij je begint te herkennen. Een babbeltje met collega’s is toch beter. Die zeggen hopelijk wat meer terug dan ‘blub’.

Ga jij nog met halfblote benen naar de stad? Daar ben je toch veel te oud voor. 
En moet je niet wat vroeger naar bed? Op jouw leeftijd heb je je slaap hard nodig.
Rekenen heb ik nooit zo goed gekund. Gelukkig maar. Door niet voortdurend op je tellen te passen, vier je de tijd van je leven op ieder moment.

Toegegeven, op mijn tenen loop ik niet meer zo vaak. Tegenwoordig gebruik ik vooral mijn hakken. Om me schrap te zetten in het zand tegen het vooroordeel dat 50plussers zijn uitgerangeerd. Gisteren heb ik een nieuw shirt gekocht. Uit de C&A kindercollectie, voor mezelf, met op de voorkant een grote kattenkop. Weten ze meteen wat voor vlees ze in de kuip hebben, leeftijdsongebonden.