maandag 17 december 2012

Pestvrij 2013




Alleen al de klank van het woord doet je de haren te berge rijzen: pest, een gevaarlijke ziekte waaraan naar inschatting miljoenen mensen zijn gestorven. Welke variant het ook betrof  – builenpest, longpest – het besmettingsgevaar maakte vele slachtoffers.

Als er in een huishouden iemand ziek werd, was je lot al bijna getekend: je kon het nauwelijks ontlopen zelf ook de pest te krijgen. Het enige voordeel was misschien de gemakkelijke herkenbaarheid van de ziekte. De symptomen waren duidelijk: hoge koorts, overgeven met bloed, en grote bulten in hals, oksel of lies, die soms verkleurden tot paarszwart, wat pest een bijnaam opleverde: de zwarte dood.  

Ook al was de diagnose snel gesteld, er was bijna niets tegen te doen, want in de veertiende en vijftiende eeuw was er nog weinig remedie tegen besmetting. De enige die zich nog enigszins trachtte te wapenen was de ‘pestmeester’, een man gekleed in een lange donkere jas met zijn gezicht verstopt achter een masker in de vorm van een vogelsnavel. Deze pestmeester verzorgde de zieken, zijn vermomming gevuld met kruiden, vooral om de kwade dampen niet in te ademen.



De eeuwenlang bij tijd en wijle uitbrekende epidemieën liggen inmiddels veilig achter ons, we kunnen opgelucht ademhalen. Wat een geluk dat het voorbij is, die pestperiode.

Maar vorige week kwam er iemand op de televisie die mijn aandacht trok. Het meest fascinerend was de functiebenaming waarmee de man werd geïntroduceerd: pestdeskundige. Geen vogelbekmasker te zien, maar de woorden die hij sprak deden wel degelijk denken aan de uitbraak van een al even gevaarlijke ziekte. Eentje waaraan je kan sterven. Een duister scenario, dat me huiveringwekkend deed denken aan die ‘zwarte dood’.

Eigenlijk is er dus na al die eeuwen nog weinig gewonnen. Het enige verschil is dat nu de slachtoffers zelfs soms geen andere uitweg zien dan de hand aan zichzelf te slaan. Soms zelfs na de behandeling met een goed medicijn, sociale vaardigheidscursus genaamd. 
Mijn wens voor 2013 is dat ze een succesvol middel vinden tegen het ontstaan van de kwaal, want voorkomen is zoveel beter dan genezen. Dat dit nog steeds niet is gelukt, daar heb ik soms de ziekte over in. Die enge, beginnend met een P.


woensdag 21 november 2012

Robot met rimpels



Lang geleden had mijn oma een robot. Nee, niet zo’n remake naar de menselijke maat, maar een technische constructie van metalen rechthoeken, voor armen en benen, en vierkanten voor romp en hoofd. Tijdens logeerpartijen haalde ze dit dure speelgoed weleens tevoorschijn. Met krakende scharnieren bewoog hij zich door de kamer, zijn voeten soms vasthakend in het tapijt. Zelfs als hij zijn evenwicht verloor en zijwaarts stortte, bleven zijn benen gewoon doorlopen in de lucht. IJzerenheinig onbewogen. Het mooiste was het vlammetje in zijn buik, dat je door een klein venstertje kon zien. “Een vuursteentje,” benoemde mijn grootmoeder de warmtebron die ik als kind niet goed begreep. Eigenlijk nog steeds niet.



Tegenwoordig staan we voor heel andere robots in vuur en vlam. De looks van de nieuwe generatie kunstmensen is nauwelijks van ‘echt’ te onderscheiden. Waren het eerst vooral als astronaut aangeklede spelers in de science fiction films, tegenwoordig doet robotisering haar intrede op steeds meer velden van ons dagelijks bestaan. De robotarm in de fabriek, onvermoeibaar voor programmeerbare werkzaamheden, en nimmer gevaar van RSI. De robot in de zorgsector om verzorgenden het fysiek zware werk uit handen te nemen. En niet te vergeten de robot in de operatiekamer, voor chirurgische ingrepen op plekken die voor mensenhanden moeilijk bereikbaar zijn.

Stiekempjes denk ik zelfs weleens aan de robot achter ‘het raam’. Onvermoeibaar en altijd in vorm. Uiting van een verdorven geest? Maar niet volledig onrealistisch, als je ziet dat de buitenkant van de robots van nu met gemak kan wedijveren met een supermodel.

En de binnenkant? Ook daaraan wordt hard gewerkt. Robots stampvol kunstmatige intelligentie bezitten een brein dat fungeert als het ultieme model van de mens. Als je in ogenschouw neemt wat mensen elkaar kunnen aandoen, vergt het weinig fantasie te denken dat sommige exemplaren van vlees en bloed minder gevoel door hun aderen hebben stromen dan zo’n ingenieus voorgeprogrammeerde roestvaste broeder.

De robot wordt niet alleen steeds meer mens. De mens wordt ook steeds meer robot.
Het plaatsen van een pacemaker in het hoofd schijnt iemand voorgoed van depressieve en naargeestige impulsen te kunnen verlossen. Ook aan de buitenkant laten we niets meer aan het toeval over. Borsten die gaan hangen? Trotseer de zwaartekracht met implantaten. Geloken oogleden? Optrekken die boel! Rimpeltjes rond de lip, afhangende mondhoeken, een zich verdiepende plooi bij de neus, ingevallen wangen? Allemaal weg te spuiten, te liften en te hermodeleren. Dergelijke kunstgrepen maken het onmogelijke tot waarheid: vijftigplussers die door het leven springen als dartele dertiger.

Mens en robot groeien steeds meer naar elkander toe. Is dat niet gevaarlijk? Weten we straks nog wel het verschil? Ach, misschien moet ik gewoon blij zijn met wat ‘we’ allemaal kunnen tegenwoordig.

Wat mij nou écht het summum lijkt, is een robot die gewoon oud kan worden. Eentje met lachrimpeltjes in het gelaat, zodat je ziet: deze heeft gelééfd.
Of nee, dat is toch wel een erg eng idee.


woensdag 14 november 2012

De (peper)munt wordt duur betaald



Hoeveel is een mensenleven waard? Tsja, die vraag is lang niet zo eenvoudig te beantwoorden. Bar weinig, als je leest dat er iemand is neergestoken voor honderd euro. Maar gigantisch veel, als een al ingedut leven jarenlang wordt gerekt dankzij de inzet van kostbare hightech apparaten. Veel interessanter is misschien de vraag: wat is het leven onszelf waard?

Hoe zit het nou straks met onze zorgkosten? Degenen met de hoogste salarissen betalen het meest? Die redenering lijkt op het eerste gezicht volledig in de pas met het eerlijkheidsbeginsel. (Hoewel ons kabinet die richtlijn alweer grotendeels heeft laten varen. Niets veranderlijker dan de mensch, en dat geldt kennelijk precies zo voor politici). Maar, hoe zit het dan met eigen verantwoordelijkheid en risico? Maakt iemand die meer verdient gemiddeld meer gebruik van de faciliteiten van de gezondheidszorg?

Ik herinner me nog van vroeger het verschil tussen ‘ziekenfonds’ en ‘particulier’. Mijn vriendinnetje – ziekenfonds – mocht van haar ouders naar de huidarts. Ze kreeg succesvolle smeersels tegen haar acne en alle kosten werden vergoed. Mijn jeugdpuistjes moesten maar vanzelf overgaan. Wij waren particulier verzekerd en moesten dus alles zelf betalen. Ik voelde me het kind van de rekening.

Dat is passé, en zo zijn mijn pukkeltjes.
Pas las ik het boek ‘De toekomst van gezondheid’ van Adjiedj Bakas, trendwatcher & toekomstvoorspeller. Hij voorziet de toenemende toepassing van technologie en zelfs robots. Hij pleit voor een groter beslissingsrecht over leven en dood; de grens tussen doorgaan met behandelen of gewoon maar genieten van de laatste maanden die je nog hebt.
Ethische kwesties waarover het laatste woord nog niet is gesproken. Voedsel voor de geest.

Eten en drinken, die spelen ook een hoofdrol in het geschetste toekomstscenario. Want dragen wij niet allen verantwoordelijkheid voor onze eigen gezondheid? En moeten wij niet ‘afgestraft’ worden tot het betalen van een hoger ziektekostentarief naarmate we meer risico’s nemen?
Iemand die dagelijks twee pakjes sigaretten verstookt, laat die niet willens en wetens zijn gezondheid in rook opgaan? En iemand die iedere dag de bodem van de wijnfles bereikt? Wordt het daar de hoogste tijd voor een alcoholslot op de drankkast? En hoe zit het met XTC en andere drugs?

Waar ligt het scherp van de snede?
Suiker op de bon? Waar dit ‘vergif’ toe leidt, hoor je al in de naam: suikerziekte.
Extra belasting op zuurtjes en pepermunt, omdat die onherroepelijk leiden tot hogere tandartskosten?
Kant-en-klaarmaaltijden in de ban vanwege al die kunstmatige geur- en smaakstoffen? We weten toch allemaal dat die E-nummers staan voor ‘Erbarmelijkslecht.’

En hoe zit eigenlijk met leefstijl? Sportblessures niet meer vergoeden, omdat je ‘erom vraagt’ onderuit gehaald te worden tijdens een stevig robbertje basketbal? Maar activiteit is toch goed voor lichaam en geest? Discussiëren over thema’s die ons raken in de portemonnee brengt in ieder geval de gemoederen flink in beweging.

Al schrijvend heb ik, bijna ongemerkt, een half zakje drop leeggegeten. Niet zo slim, want mijn bloeddruk is al aan de hoge kant. Maar ja, altijd 100% gezond en verantwoord maakt het leven zo saai. Ik bewaar de andere helft gewoon voor een andere keer, dat klinkt toch als goede gulden middenweg? Ook nog mijn favoriete smaak: muntdrop. Blij dat die dure risicoregel nu nog niet geldt.



donderdag 25 oktober 2012

To be or not to be? Out of the question!



Vroeger. Toen was er nog een duidelijke scheidslijn tussen wat normaal was en wat niet.
Wie veelvuldig in zichzelf liep te praten, had last van stemmen in het hoofd. Dat betekende handen op de rug, weggebracht en opgesloten worden, spanlakens, koude wisselbaden en soms zelfs elektroshocks om die demonen tot bedaren te brengen.

Tegenwoordig lopen ze overal, mensen met de blik op oneindig pratend in zichzelf. Hardop lachend. Binnenpretjes? Pas als je heel goed kijkt, zie je het kleine kabeltje van mobiel naar oor. De tijdgeest heeft me zelfs al zo gehersenspoeld dat ik op oude geschilderde arbeidstaferelen mannen zie in die karakteristieke pose - armen gebogen, hoofd omlaag en handen frunnikend. Pas bij tweede oogopslag zie ik wat ze écht doen. Niet whatsappen, maar een shagje draaien.

Vroeger verdween er bijna nooit iemand uit beeld. Je bleef wonen in het dorp waar je was geboren, en vakantie was hooguit een weekje aan zee en weer snel terug naar huis. Maar áls er eens iemand vertrok, was die persoon ook echt helemaal weg.

Tegenwoordig doen we aan ‘global thinking’ en is de hele wereld ons speelveld geworden. Een half etmaal vliegen en je staat aan de andere kant.

Gisteren was ik bij een vriendin die er over een paar dagen opuit vliegt. Drie maanden vrijwilligerswerk in een Aziatisch kindertehuis, een mooie aansluiting op haar inmiddels afgesloten loopbaan op een Hollandse basisschool. Eventjes ontsnappen aan de waanzin van de westerse wereld. Maar… is weg tegenwoordig nog wel echt ‘uit beeld’?

Speciaal voor deze reis kocht ze een minilaptop. Ter aanvulling van het lijstje ‘ik heb een koffer en neem mee’ is er een ‘to do list’ op digitaal terrein. Een Hotmail- én Gmail-account, voor het geval er eentje hapert. Skype, uiteraard met webcam. En niet te vergeten een blog op ‘waarbenjij.nu’.

Zij aan zij zijn we de hele middag bezig met het installeren van manieren om de connectie met het thuisfront niet te verliezen. Een tijdrovende klus, en dat schept ruimte voor reflectie. Want waar zijn we nou eigenlijk helemaal mee bezig? Duizenden kilometers reizen om los te breken uit het vaste stramien, maar nog vóór vertrek je ervan vergewissen dat je desgewenst dagelijks even kan bellen of bloggen met je kat.

Wereldwijde big brother-taferelen. Babbelend met een snoertje, altijd verbonden met de buitenwereld. Geeft dat een vrij gevoel?
Ja! Want de laatste optie die we inschakelen zet alles in een ander perspectief. De voicemail van de mobiel. Lang hoeft mijn vriendin niet na te denken over de welkomstboodschap.
“Sorry, ik ben er even niet.”
Jezelf soms even helemaal uitschakelen, dat is misschien wel het beste antwoord op die zo bekende vraag.
To be or not to be?
Alleen als ik het wil.





dinsdag 9 oktober 2012

Dood door schuld




Vorige week was ik in een congrescentrum naast het Amsterdamse Centraal Station op een seminar met indrukwekkend thema: ‘Zelfdoding door pestpraktijken op het werk’. De bijeenkomst was bedoeld om vertrouwenspersonen en HRM-managers te doordringen van de ernst van deze zaak.


Het precieze aantal werkgerelateerde suïcides is niet bekend. Bedrijven lopen niet graag te koop met hun scores op dit gebied, bang voor imagoverlies. Een ruwe schatting is er wel: jaarlijks maken tussen de 100 en 250 mensen een einde aan hun leven als gevolg van pesterijen op het werk.

De pauze halverwege was genoeglijk. Koekje, praatje. Op die tiende verdieping stonden we relaxed samen, hoog en droog. Alles kan een mens gelukkig maken; een vers kopje thee.

En toch… uitkijkend over al die daken… kon ik het niet laten het me af te vragen. Hoeveel mensen daar beneden slepen zich met tegenzin naar hun werk, dag in dag uit? Niet omdat ze het zo druk hebben. Hard werken, daar gaat niemand dood aan. Nee, veel meer omdat ze elkaar pesten, manipuleren, chanteren. Elkaar het leven onmogelijk maken!
Het ergste is groepsgedrag. Met z’n allen tegen één; het mikpunt, de pispaal. Altijd iemand die zich niet zo goed verweren kan, iemand die een beetje anders is dan de rest.

Om het nog een graadje erger te maken; het werk is niet de enige slangenkuil. Het schijnt dat ieder jaar zo’n 1600 mensen overgaan tot die laatste drastische daad. Een alarmerend groot getal, vooral als je het omrekent naar het gemiddelde per dag: ruim vier!

Er is geen strafmaat voor zelfmoord. De pleger heeft de hoogst denkbare veroordeling al gekregen: de doodstraf. En de echte ‘daders’? Die gaan meestal vrijuit.

Een column moet je altijd een beetje positief eindigen, anders houden lezers zo’n nare nasmaak. Of haken ze halverwege af. Voor wie er nog is, hier komt de vrolijke switch.
Op weg naar huis in de trein kwam er een jongen naast me zitten, ook al waren bijna alle banken leeg. Hij glimlachte, keek naar mijn telefoon waarmee ik even snel een Sms’je verstuurde en begon een geanimeerd gesprek. Over internet en smartphones en de nieuwste ICT-techniek.
Het kostte moeite zijn spraakwaterval te onderbreken om te vragen hoe hij dit allemaal wist.
Het antwoord kwam met een blije lach: hij was helpdeskmedewerker bij een telecombedrijf.
“Ik geniet ervan mensen te helpen, en ik heb best veel geduld.”
Zijn wat robotachtige manier van praten stuurde me onvermijdelijk in een bepaalde richting.
Mensen met autisme concentreren zich vaak vol vuur op één ding en gáán daar voor. Was hij daarom zo geknipt voor deze baan?

Mijn vraag of het nooit saai werd, pareerde hij met overtuigingskracht en een ontwapenend eerlijk argument. Hij was ‘obsessief compulsief’.
Bij het uitstappen, legde hij kort zijn hand op mijn arm en sprak: “Weet je dat ik nog een talent heb? Ik voel of mensen goed zijn of niet”.
En ... gek of niet... ik was eigenlijk best een beetje trots.

Nawoord:
10 oktober 2012 is de internationale Dag van de Psychische Gezondheid.
Er rust nog steeds een taboe op psychische problemen. Misschien is zo’n dag een mooi moment je te realiseren dat sommige mensen het soms een beetje extra moeilijk hebben. Dat zou meer levensgeluk creëren en... minder levens veel te vroeg eindigen.


donderdag 4 oktober 2012

Een kaartje; grote moeite, maar… onuitgeroeid plezier!




Gisteren bij thuiskomst lag er een brief op de mat. Een heuse driedubbelgevouwen brief, in een enveloppe. Geen handgeschreven afzender op de achterkant. Zelfs geen stempeltje. Gewoon een witte anonieme enveloppe, met in plaats van een postzegel zo’n onpersoonlijk stempel.
Dat was jammer.


Vroeger kreeg je brieven met soms wat gevlekte adressen, waaraan je kon zien dat het papier nattigheid had gevoeld. De vaak kleurrijke postzegels waren een lust voor het oog.
Spannend was het om, zonder naar de afzender te kijken, aan het handschrift te raden wie de brief gestuurd had.

Tegenwoordig gaat de postmevrouw steeds vaker stilletjes ons huisje voorbij. En áls ze al de moeite doet even naar rechts af te slaan om iets in onze hoogstpersoonlijke deurgleuf te deponeren, is het vaak een in plastic verpakt tijdschrift of zo’n in irritantlichtblauw verpakt bericht van de Belastingdienst. That’s it!

De vanouds vertrouwde hausse aan tastbare kerstwensen vertoont jaarlijks zo’n slinking dat het me niets zou verbazen als het woord ‘kerstkaart’ binnen tien jaar uit de Dikke van Dale wordt geschrapt.
Zelf ben ik nog zo’n type van de oude stempel die verjaardagskaarten stuurt. Ik kies zelfs meestal met veel aandacht een bijpassende postzegel uit. In ruil krijg ik steeds vaker losse flodders via PC of smartphone. Ongetwijfeld goedbedoeld, maar ze kunnen toch niet tippen aan het echie van papier. Eén druk op de verkeerde knop en floep… woorden en wensen zijn in één klap vervlogen. Terug naar waar ze vandaan kwamen, de gebakken lucht.

Maar nu is er een brief. Begerig rits ik de rug open. Rechterpink in het kleine gaatje waar geen plaksel zit, dat kunstje ken ik nog.
‘De brievenbus in uw straat gaan verdwijnen’ lees ik in vogelvlucht. De dichtheid van het brievenbussennetwerk blablabla… niet meer van deze tijd….
Nou worden de postzegels binnenkort al flink duurder. Nu ook die ouwe vertrouwde bus nog weg? Dan zijn we nog verder van huis.
Waar ik mijn brieven en kaarten binnenkort nog in de gleuf kan laten glijden? Die ‘location based service’ is te vinden op… juist: internet!

Een kaartje, kleine moeite, groot plezier. Lang geleden dat die destijds veelgehoorde vrolijke slogan klonk. Het lijkt ook een steeds grotere moeite te worden om een kaartje van deur tot deur te laten bezorgen. Maar dat maakt het plezier er niet minder om!
Dus kom ik met het volgende voorstel. De digitale snelweg voor alles wat snel MOET, en de langzame route van de papieren post voor persoonlijke wensen.
Dat wordt zoiets als quick quick slow. En dan beloof ik dat ik een vreugdedansje maak op de mat bij iedere handgeschreven kaart of brief. Dan liefst wel met mooie postzegel erop.





donderdag 27 september 2012

De vicieuze cirkel van saamhorigheid




Het paradijs bestaat. Die gedachte bekroop me laatst even, bij een bezoekje aan een woongemeenschap voor ouderen. De saamhorigheid van het allereerste begin is nog springlevend, met het stijgen der jaren zelfs toegenomen. Wie zelf minder kan, laat bijna automatisch anderen dichterbij komen. Die dynamiek vraagt om aanpassing en meebewegen, oog hebben voor elkaars ontwikkeling.



‘Burenhulp’ heeft hier echt betekenis, maar ook zelfredzaamheid is een groot goed. Door elkaar - precies op maat - aan te vullen, maken de bewoners hun gezamenlijke kernkwaliteit compleet. Juist het onderling vertrouwen schept ruimte voor individuele zelfstandigheid.

Een vreemde nationaliteit vormt geen begrenzing, net zo min als een taalbarrière. Ver weg van haar ‘homeland’ West-Virginia voelt Beth zich toch één met de anderen, dankzij dat simpele gebaar, het bordje met een Hollands welkomsttafereeltje op haar deur. Je ergens thuis voelen gaat ook zonder woorden.
Zoeken naar geborgenheid, dat gaat ook over leeftijdsgrenzen heen. Qua jaren is de vroegere timmerman eigenlijk nog te jong voor pensioen, maar zijn geest is zo murw geslagen dat werken niet meer mogelijk is. Het rustiger ritme in het gastvrije dorpskarakter voelt voor hem als thuiskomen, en de dankbare glimlach van de medebewoners om zijn twee rechterhanden geeft hernieuwde kracht.

De kern van het ronde gebouw is de paradijselijke binnentuin, waar kleurrijke bloemen zich vrolijk voelen en zelfs een bananenboom prijkt met rijke vrucht. Een oude man leeft zich hier met liefde uit. Ondanks zijn bijna 90 jaren zijn de aangeboren ‘groene vingers’ nog actief, zelfs op de dag waarop zijn vrouw begraven wordt. “Wat moet je anders?” spreken zijn medebewoners, in stille berusting.
Maar als de begrafenisauto wordt voorgereden, volgt iedereen de stoet naar haar laatste rustplaats. Schoorvoetend en met het hoofd gebogen. Het verdriet om het verlies wordt hier gedragen door allemaal en dat maakt de cirkel rond, op de mooiste manier. The circle of life, en zelfs nog daarna. 


zaterdag 1 september 2012

Breken uit de kerstsleur



Het duurt nog wel even, maar met een beetje fantasie kan ik de kerstklokjes al bijna horen luiden. Zeker nu de regen tegen de ruiten geselt is een winters gevoel gemakkelijk op te roepen. Gelukkig! 

Want die inspiratie is hard nodig voor een verzoekje van een zorgorganisatie. Een originele nieuwjaarswens, mooie woorden, blijken van waardering… allemaal een beetje leuk ‘verpakt’ bij het jaarlijkse kerstpakket voor de medewerkers.
Tsja.
Zucht.
Ik voel me als de tekstuele equivalent van de modefotograaf die in januari de fotomodellen laat blauwbekken in een bloemetjesbikini omdat de summerfashion tijdig gepresenteerd moet worden. Of de mannequin in de priktrui met kol, zwetend dekking zoekend in een straaltje schaduw in een zomerse hittegolf.

Waar denkt een mens in vredesnaam aan met kerstmis? Associëren, dat is de beste basis voor een brainstormsessie met mezelf.
Naalden, takken, bomen. Een goeie kapstok voor het ophangen van ideeën.
Kerststol, kerstkrans. Zoete ideeën, maar daar is nog geen poëtische chocolade van te maken.
Ter inspiratie zoek ik versterking bij Google.
‘Kerst…” luidt mijn trefwoord, bereidwillig door het zoekprogramma aangevuld tot kerstwens, kerstboom, kerstgevoel.
Ja, dat laatste lijkt me wel wat.
Met één muisklik krijgen Stille Nacht, de herdertjes en vooral ook ‘ballen’ een heel andere associatie.
Want wat prijkt er bovenaan de startpagina kerst-gevoel.startspot.nl?
Lak. Latex. Sexy jurkjes.

In gedachten zie ik al die zusters en broeders ineens in een totaal ander perspectief dan in hun vormeloze witte bedrijfskleding en klepperende gezondheidsslippers. Moeten ze toch weer strak in het pak met de feestdagen, maar dan anders.
En ‘in touw voor het kerstdiner’ krijgt een volledig nieuwe invulling als je die roodpluchen handboeien ziet. Zelfs een piekervaring lijkt plotsklaps heel wat minder onschuldig dan die flonkerende ster, wiebelend op de top van de kerstboom, waar je ieder jaar een flink stuk vanaf moet knippen om hem passend te maken.

Maar… make love not war… dat komt toch een heel eind in de richting van een vredige kerstbeleving? Het is maar hoe je het bekijkt. En is het einde van het jaar niet de beste tijd om eens uit de sleur te breken?

Ineens stroomt de inspiratie.
“Met van nature de focus op de cliënten,
voelt zorgen voor jezelf bijna als paradox.
Maar soms zijn er van die momenten
die vragen om ‘thinking out of the box’.”

En... ik weet nu ook al zomaar ineens wat ik graag in mijn kerstpakket wil. 



woensdag 22 augustus 2012

Zonder geld zijn we allemaal rijk




Het leven kan zo simpel zijn. Waarom zouden mensen zich zo’n beetje het hele jaar ‘in het zweet huns aanschijns’ over de kop moeten werken om twee weken ver van huis in een tentje onder een boom te bivakkeren? Terwijl ze dat eigenlijk het hele jaar kunnen doen. Zolang ze dan ook maar genoegen nemen met dat canvas doek en het plastic matje. Dag in dag uit!



En daar gaat het meteen al mis. Want zelfs bij de meest basale levensbehoeften – zeg maar het fundament van de piramide van Maslow, die zo veelgebezigde beeldende opstapeling van mensenwensen – loopt het al in het 100. Want als je geen geld kan neertellen, komt het dagelijks brood dan wel voor de bakker? En worteltrekken bij de groenteboer? Ook dat gaat niet voor niks.

Ja, voor niks gaat de zon op. Maar als je geen geld hebt voor een zonnebril of smeersels om je huid te beschermen tegen verbranding of nog erger, lijkt er weinig te genieten.
Zelfs de welbewuste wensenlijsten die we maken in een idealistische bui – ‘gelukkig zonder geld’ – geven te denken. Een lekker warm bad als het regent of koud is. Met een goed boek op de bank. Nieuwe mensen leren kennen in een café. Allemaal leuk. Maar wie betaalt water en elektriciteit? Het boek? En niet te vergeten, het gelag? Zoete lieve Gerritje? Ja, m’n neus! Die wil ook weleens wat anders dan zo’n klapperend tentzeil.

Het gekke is, rijkdom is relatief. Straatarm omringd door andere arme sloebers, is er weinig aan de hand. Maar zodra één van hen de financiële kop iets boven het maaiveld uitsteekt, schijnen we ons ineens te realiseren wat we missen en groeit de behoefte aan méér. En de angst voor de toekomst.

Kan het gewoon, relaxed achteroverleunen in het vertrouwen dat ‘het’ allemaal vanzelf goed komt? Of zitten er zulke grote gaten in het vangnet van onze welvaartsstaat dat ze niet meer te dichten zijn? Eh… boeten, heet dat niet zo bij het repareren van netten?
Nou, en dát ben ik eigenlijk niet van plan; boete doen door het bedenken van allerlei doemscenario’s en geloven dat levensgeluk alleen afhangt van stapels biljetten en rammelende munten waar je toch maar je tanden op stuk bijt.
Zonde van de tijd.
En tijd is geld.
En daarmee is de cirkel rond.

‘Zonder geld zijn we allemaal rijk.’ De gedachte dat het zomaar zou kunnen, is eenvoudig onbetaalbaar. Daarin geloven, al is het maar even, geeft een fantastisch fijn gevoel. Helemaal gratis voor niks.
En daarna weer over tot de orde van de dag: aan het werk en vullen die ouwe sok.



woensdag 15 augustus 2012

Dwalen door niemandsland



Grenzen. Zijn die er om je eigen territorium te bewaken, strikt en star, opgetrokken uit stevig staal? Een wirwar van prikkeldraad? Een betonnen muur? Of zijn het van die deinende stoffen banen die meebewegen met de wind?



Grensbewaking, dat is een belangrijke training voor militairen en marechaussee. ‘Zelfhulp Kameradenhulp’ is de ijzeren regel die iedere soldaat krijgt aangeleerd. Maar ook in het dagelijks burgerbestaan moeten we leren onze persoonlijke scheidslijnen te verdedigen, te vuur en te zwaard en met dezelfde motivatie als in het leger: voor je eigen bestwil en dat van iedereen.  

‘Alleen door jezelf voorop te stellen, kan je er echt helemaal zijn voor anderen,’ luidt de bijbehorende motivatie. Maar in mijn oren klinkt die toch een beetje als vergoelijking van egoïstisch gedrag. Want ergens op de achtergrond sluimert de paradox.

In mijn fantasie zijn grenzen hooguit strepen op de grond, waar je met gemak overheen kunt springen. Op die strepen gaan staan, dat lukt me lang niet altijd goed. Vooral wanneer ik dat niet wil. En dát is volgens mij de crux waar het allemaal om draait.

Eén lijn trekken is godsonmogelijk. Waar de een mag binnenkomen, houd je de ander liever buiten aan de poort. Dat onderscheid wordt niet bepaald door keiharde verdedigingstactiek, maar door de zachte wetten van invoelingsvermogen en intuïtie.

Daar komen geen legerregels en managementtrainingen aan te pas. Dat vraagt om enige bewegingsruimte en soms een lange dwaaltocht door niemandsland. Maar wie bereid is tijd en aandacht te besteden aan het luisteren naar zijn eigen gevoel, gaat het ontdekken.
Grenzen stellen is trouw blijven aan jezelf.
Is dat niet de mooiste natuurlijke scheidingslijn die er bestaat?

donderdag 26 juli 2012

Crazy horses



Vroeger, toen was alles beter. Dát zinnetje, is het begin van verval. Wie nog bruisend midden in het leven staat, wil toch zeker alleen maar met zevenmijlslaarzen vooruit! Anders zaten we nog steeds met z’n allen in die grot, gekleed in berenvel.

“Zet uit die herrie,” schreeuwde mijn moeder vroeger als ik net lekker op de bank zat te genieten van Toppop. Eén uurtje per week. Crazy Horses van die o zo Amerikaanse Osmond Brothers.
Vooral het ‘ahwoe ahwoe’ van de elektrische gitaar in het refrein vond ik prachtig en zij verschrikkelijk. “Zachter!” klonk haar commando, en ze verscheen om de hoek van de deur gekleed in een schort en met afwassop aan de handen.




De grootste vooruitgang van de laatste decennia is volgens mij vooral het vervagen van die kloof tussen de generaties. Wij, moderne middelbare mensen van nu, zijn toch zeker met onze tijd meegegaan? Niks geen autoritair machtsvertoon, maar lekker meepraten met de jeugdigen na ons, vooral op gelijkwaardig niveau. En een schort met sophanden is er zeker niet meer bij.

Bijblijven is eigenlijk helemaal zo moeilijk niet. Als je maar wilt, dan gaat het spelenderwijs.
Wie kent er niet ‘Draw Something’? Iets uitbeelden via  een tekening, waarbij een ander moet raden welk woord het is. Het enige wat je nodig hebt, is je mobiele telefoon, en je zo’n beetje hele wereld is je speelveld.



Onbegrensde mogelijkheden! En toch, starend naar het schermpje van de smartphone, komen er herinneringen boven aan galgje of zeeslag, tegenover elkaar aan tafel, blaadje papier, rechtopstaande deksel van een spelletjesdoos er tussenin, potje thee en chocolade onder handbereik en lachen maar. Tekenen op afstand is eigenlijk best wel eh... afstandelijk.


Nee dan Wordfeud! Lekker puzzelen met letters op de slimme telefoon. Ook hier weer een keur aan medespelers, zelfs uit verschillende landen, dat maakt de woordkeuze ook lekker internationaal.
Ik durf het bijna niet te zeggen, maar eigenlijk vind ik het niet half zo leuk als scrabble. Daarover kon je tenminste nog lekker ter plekke bekvechten, en met de stenen gooien als je het niet eens werd over de werkelijke woordwaarde.

En nou is er weer wat nieuws. Song Pop, een muziekquiz voor de mobiel. Vijf liedjes luisteren per ronde en zo snel mogelijk de juiste titel of artiest in het multiple choice rijtje uitkiezen.
Toekomstmuziek? Wat mij betreft absoluut. Op muziekgebied ben ik sterk als een paard, want ik ken mijn klassieken. Ahwoe ahwoe!









maandag 16 juli 2012

Ik lach omdat ik dan niet hoef te huilen


Er zijn van die ontmoetingen met mensen die nagalmen in je hoofd. Zelfs jaren later, als je ze al een beetje vergeten bent, komen ze ineens weer bovendrijven.

Zo’n ervaring had ik laatst, op zo’n zeldzaam moment van niet-weten-wat-te-doen, opgevuld met gezap. Het magere meisje op de beeldbuis hield mijn ogen net wat langer vast en mijn doorklikduim in bedwang. Vooral omdat ze me deed denken aan die ándere jonge vrouw van alweer een flinke tijd terug.

Ze leken dubbelgangers. Van die typische ballerina’s, lange benen, sierlijke armen, strak staartje en haar uit het gezicht waardoor hun magere, ingevallen wangen nog meer werden geaccentueerd.
Ook hun levensverhalen hadden grote overlap. Angst om te eten, angst voor de calorieën.
Zo magnetisch als ik in het tv-verhaal werd getrokken, zo gemakkelijk fladderen mijn gedachten weer weg. Terug naar het contact met dat meisje van toen. Haar droom om balletdanseres te worden, was nooit waar gemaakt. Haar droom om slank te blijven wel. Ze had nog steeds een frêle figuurtje, maar qua levenservaring iets meer gewicht in de schaal.

Ze vertelde hoe haar ouders haar hadden gedwongen om te eten. Met straffen en dwingelandij. Bijna met een trechter op haar keel. Tijdens de verplichte therapie had ze voor het eerst over anorexia nervosa gehoord. Hoe verschrikkelijk ze haar opname ook vond, er was één lichtpuntje: haar ouders hielden kennelijk genoeg van haar om bezorgd te zijn. Met die gedachte in het hoofd vocht ze zich moeizaam terug. Stap voor stap, hap voor hap.
Maar toen ze eindelijk weer ‘vrij’ mocht, waren er geen blije gezichten thuis. Geen bossen bloemen en geen koesterende armen om haar heen. Er werd alleen van haar verwacht dat ze normáál zou doen, weer passen in het keurslijf dat haar ouders voor haar hadden bedacht.

De voortdurende glimlach op haar gezicht kon ik maar moeilijk snappen. Zo vrolijk was het toch allemaal niet. Er was even een fractie van aarzeling geweest toen ik mijn vraag had gesteld. Nog vóór het antwoord had ze zich weer onder controle. “Als ik lach… dan hoef ik niet te huilen.”

Mijn ogen focussen weer even op het tv-meisje. Haar gezicht in lachstand, maar haar ogen staan star en de pretlichtjes ontbreken. Ze heeft nog een lange weg te gaan. Van lachen naar eindelijk mogen huilen… dat ligt pas écht zwaar op de maag.




vrijdag 13 juli 2012

Kletsmajoors



De supermarkt, dat was vroeger een sociaal gebeuren.
In de tijd dat er nog geen internet was (hoe dééd men dat?) stonden de winkelbezoekers urenlang te turen op het prikbord naast de toonbank. Zo’n zachtboardplaat, hangend aan roestige schroeven, waar op het laatst zoveel gaten in zaten dat geen punaise meer hield. Met al die gevallen briefjes was speurneuzen naar tweedehands driewielers vaak meer een zoektocht op de grond.

Maar het ging vooral om het intermenselijk contact. Geen idee of de huisvrouwen van destijds afspraken dat ze op een bepaalde tijd boodschappen zouden doen. Wie weet niet eens, want er waren er genoeg en je kwam altijd wel een bekende tegen voor uitgebreide babbelarij. En geen boos gejakker met duwende karretjes tegen je billen als je weer eens in de weg stond in het gangpad. Ten eerste waren er niets eens karretjes maar mandjes, want in het groot inkopen deed niemand. Ten tweede had er nog niemand haast.

Wat een sprong naar de huidige tijd. Regelmatig komen de Albert-bestelautootjes en Appie-brommers hier de straat inscheuren. Moderne appartementengebouwen hebben zelfs een koel- en vriesinstallatie naast de brievenbus waar de duurbetaalde boodschappenjongen zijn bestelling volgens de HACCP-normen kan afleveren. Snel en efficiënt, maar wat een koud gebeuren eigenlijk. En dan ’s avonds na ontdooien en microwaven snel nog even de broodnodige sociale contacten via Twitter en Facebook.



Toch bestaat het nog steeds, die ouderwetse aanpak van rustig aan dan breekt het lijntje niet. In de bejaardenhuizen. Als je zelfs niet meer met rollator en scootmobiel de deur uit kan, is er nu de indoorbuurtsuper in miniformaat. Het lijkt een beetje op winkeltje spelen, een banaan voor twee dubbeltjes. Ik ben bijna geneigd in mijn zakken te voelen naar plastic muntjes. Een zakje dropjes van 25 gram. Voor de kleinkinderen natuurlijk? “Nou, de mensen lusten er zelf ook wel pap van,” vertelt de winkeljuffrouw met gulle lach. Haar toonbank van bordkarton op wielen wordt aan het einde van de winkelopening – van tien tot kwart over elf – naar binnengerold en het rolluik gaat weer naar beneden.

In die vijf kwartier gaan het inslaan van de dagelijkse inkopen en het uitwisselen van wetenswaardigheden hand in hand. Over vroeger en de kinderen. Maar ook over dat de klanten eigenlijk niks mogen hebben, maar toch lekker stiekem wat lekkers komen kopen.
Het favoriete artikel? Jan Hagel. Oh ja, en natuurlijk Kletsmajoors! 


zondag 1 juli 2012

‘Onze’ ruimtevaarder is terug. Proost!




Je hebt van die mannen die met kop en schouders boven zo’n beetje iedereen uitsteken. Vooral in hun eigen hoofd. Voor hun belangrijke baan moeten ze verre reizen maken, en de wetenschap van zoveel mensen onder zich te hebben is een zware verantwoordelijke druk. Eentje die ze overigens maar al te graag dragen, want daardoor stijg je automatisch ook in je sociale leven tot ongekende hoogte. In hun vrije tijd zijn ze ook al zo bijzonder in de weer. In één etmaal rijden ze zomaar naar Zuid-Spanje en reken maar dat ze in vliegende vaart over de snelweg scheuren.

Zelfverzekerd, aantrekkelijk en ook nog eens rijk. Volgens de biologische wetten zouden zulke alfamannen een bijna magnetische aantrekkingskracht hebben op de vrouwen, maar mijn sonarsysteem raakt alleen maar verstoord door zulke machotypes. Lastig in de omgang en doodsbang om overtroffen te worden door een al even irritante concurrent.

Gelukkig is er af en toe ook aangenaam tegenwicht van al dat opgeklopte gedoe. Mannen die niks zweverigs hebben in hun karakter. Mannen die toch tot behoorlijke hoogte zijn gestegen, maar vooral heel erg down to earth zijn gebleven. Er is er zelfs eentje die er voor mij met kop en schouders bovenuit springt. Zelfs the sky is niet the limit voor zijn toch best bijzondere beroep, de personificatie van science fiction in real life.

Ik heb het natuurlijk over onze ´eigen´ astronaut, die zichzelf liever ruimtevaarder noemt: André Kuipers. Op de dag dat een groot gedeelte van de wereld in gespannen afwachting de adem inhield voor de afloop Spanje- Italië landde hij keurig op de middenstip in de steppe van Kazachstan.
Met 27.000 kilometer per uur de dampkring binnen suizend, tientallen wetenschappelijke experimenten op extreem grote hoogte achter de rug en een half jaar lang op toch best verre zakenreis.

En wat waren zijn eerste woorden toen het koepeltje van zijn Sojoez-capsule werd opgelicht?
“Hoi schat, ik ben d’r weer”. Met zo´n gulle glimlach dat ik op het puntje van mijn stoel zat te wachten of die tweede vraag – die of een bepaalde borrel koud stond – zou volgen. Die bleef uit. Waarschijnlijk is jonge jenever niet het beste drankje als je zes maanden bijna gewichtsloos door de ruimte hebt gezweefd. Maar wie zo nuchter op aarde landt, is wat mij betreft een echte zwaargewicht. Laat ons daarop proosten.


woensdag 20 juni 2012

Boerenkool, baklava en half bloot




Is Nederland Nederland nog wel? Ach ja, ons land nieuwe stijl is gewoon kleurrijker geworden. Smakelijker ook. Zonder couscous en baklava waren we altijd bij boerenkool en boterkoek blijven hangen. Best lekker op z’n tijd, maar verandering van spijs doet eten.




Wél even de taal leren, dat geldt voor iedereen die hier officieel wil meetellen. En dat tellen, dat gaat niet altijd zo ééntweedrie. Hoezo zeven EN twintig? Waarom niet, net zoals in het Engels, de logische lijn? Twenty seven! Wie begint er nou achteraan? We zijn toch zeker geen Arabieren!

Tot tien tellen is sowieso moeilijk als je in je vader- of moederland nauwelijks onderwijs hebt genoten. Zo’n wankele educatieve ondergrond blijft bestaan, ook bij verhuizing naar de andere kant van de wereld. En je zal maar uit een land komen waar mensen soms van de honger sterven op straat. Hoe voel je je dan als je voor het eerst van je leven een supermarkt bezoekt? Met al dat eten, zomaar voor het grijpen. En wat te denken van die billboards van katten en honden boven het schap met dierenvoer? “Wow, kan je die beesten hier ook al kopen?” dacht een jongeman uit Somalië. Dat al die dozen en blikken gevuld waren met dierenvoer was voor hem een onbegrijpelijk wereldwonder.

Verder kan er in de supermarkt weinig mis gaan. Behalve als je in de rij voor de kassa het dringende verzoek krijgt je wagentje even vooruit te schuiven. Vol onbegrip blijf je stokstijf staan. Actie ho maar. ‘Heb je weer zo’n luie buitenlander’, denkt de caissière en geeft een ongeduldige ruk. Weet zij veel wat jij net geleerd hebt in de Nederlandse les? ‘Boodschappenkarretje’.  
En waarom in de vredesnaam naar de groenteboer gestuurd voor een peertje?
Gaat er nou niemand een lichtje op dat je dat dáár niet kopen kan: een bolletje voor in de lamp!
En dan hebben we het nog niet eens over de betekenis van al die onbegrijpelijke uitdrukkingen.

Babylonische spraakverwarring zorgt soms voor humoristische vergissingen. Maar vaak ook, ondanks alle cultuurverschillen, willen we in feite allemaal hetzelfde. ‘Een economische school voor de kinderen,’ zoals een Egyptische moeder het formuleerde. Betekende dit dat ze niet bereid was te investeren in het onderwijs? Integendeel! Maar ‘oecumenisch’ is zo’n woord waarover zelfs veel Nederlanders nog struikelen.


Soms zit een valkuil in onverwachtse hoek. Zoals bij de bestelling van een blijmoedige buitenlandse die de warme bakker een kriebel in de buik bezorgde: “Een half wit bloot.” 
Nee, geen Chinese die de R niet kon uitspreken, maar een Spaanse schone met een lollige schoonvader die graag wat verwarring zaaide bij het dagelijks brood.
Weinig om het lijf? Zij kwam wel thuis met het schaamrood op de kaken. 
Of schoonpapa begreep dat hij bij zulke humor vooral zelf in zijn hemd stond, valt te betwijfelen. De betekenis van 'met lege handen staan' snapte hij meteen, want zij ging voorlopig geen boodschappen meer doen.









Van hand naar hart



Voor Stichting Netwerk in Hoorn: de meerwaarde van vrijwilligerswerk. 

Het begon als 'taalcoach' van een Turkse vrouw, maar als menselijk contact een gezicht krijgt, vallen cultuurverschillen weg en spreek je ineens gevoelsmatig alleen nog maar dezelfde taal.


woensdag 13 juni 2012

Schaapjes tellen



Er zijn allerlei manieren om jezelf te matigen. De droppot heel ver weg zetten. Of de wekker met snoozeknop buiten bereik van een maaiende hand naar het nachtkastje plaatsen, zodat je uit bed moet om die herrie te stoppen. Maar een telraam om jezelf het zwijgen op te leggen?



Ik stuitte erop toen ik min of meer toevallig terechtkwam op zo’n doodlopend zijweggetje van de digitale snelweg: Mail Goggles. Nee, dat heeft niets te maken met die handige app op de smartphone waarmee je een snel antwoord (quick response) hebt op de betekenis van QR-codes.
Mail Goggles is een manier om jezelf monddood te maken. Ja, je leest het goed. Jezelf het zwijgen op te leggen. Je vrijheid van meningsuiting drastisch te beperken. Wie wil dat in vredesnaam?

Het gaat om een cijfermatige curatele. “Deze functie is geïntroduceerd om het aantal e-mailtjes waarvan mensen later spijt hebben, terug te dringen,” lees ik de motivatie. Dat werkt als volgt: voordat je je berichtje kan versturen, moet je eerst een paar rekensommen oplossen. De achterliggende filosofie: dan kan je er nog even goed over nadenken, in het geval je erg boos bent, of erg dronken, en niet goed weet wat je schrijft.

Nou ben ik van nature al geen rekenwonder. Maar als ik word gedwongen tot optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en wie weet zelfs het invullen van een complete sudoku wordt mijn humeur er zeker niet beter op. En de inhoud van mijn tekst dus ook niet vrolijker. De beschikbare rekentijd bij Goggles is namelijk beperkt. Wat als het niet lukt om de cijfermatige gatekeepers tijdig weg te werken? Helemaal opnieuw beginnen!

Reken maar dat het dan zeker over is met op mijn tellen passen. De inhoud van zo’n verplicht opnieuw geconcipieerd bericht krijgt de slagkracht van een kruisraket. TiennegenachtzevenzesvijfvierdrietweeéénnulGO! Natuurlijk wel even met de rekenmachine paraat.
Hoewel, zo ingewikkeld schijnen die Goggles-sommen niet te zijn.
“Mogen ze wat moeilijker? Mijn kwaaie mails gaan er toch nog uit. Of misschien heb ik niet genoeg gedronken?” schrijft een lolligerd op een forum.

Mijn besluit staat vast: geen proef op de som met Mail Goggles. Ik blijf trouw aan mijn al jarenlang beproefde remedie, er een nachtje over slapen. Het enige wat je dan hoeft te tellen, zijn schapen. Hoeveel precies, dat doet er niet toe. Zolang het er maar genoeg zijn voor zo’n zachte wollige wolk die overal de scherpe kantjes vanaf haalt. En dan de volgende morgen geen mail met Goggles, maar met een Giggle. Dat is eigenlijk wel zo leuk.

dinsdag 5 juni 2012

Leve de leesbril



Ouderdom komt met gebreken. Niet voor niks is dat zo’n ouderwetse uitdrukking, want dit was vroeger zo. Tegenwoordig blijft iedereen gewoon lekker jong. En lukt dat niet puur natuur, dan zijn er allerlei trucjes om die natuur een handje te helpen.
Dat hoeft heus niet zo ingrijpend met messen, spuiten, en naald en draad. In plaats van naar de plastisch chirurg stap ik naar de lokale opticien. Eigenlijk heeft de natuur het allemaal perfect geregeld. Tegen de tijd dat je toe bent aan een up-to-date bril voor een oppeppend nieuwe ‘look’, gaat je gezichtsvermogen voldoende achteruit zodat je die kijkglazen ook hard nodig hebt.

Met zo’n balancerend brilletje op de neusbrug en een verleidelijke, schalkse blik over de glazen heen voel ik me een vernieuwd mens. Maar vooral ook door de bril ziet de wereld er ineens anders uit, en dat geldt beslist niet alleen voor de letters in boeken en bladen die ik nu weer scherp kan lezen.
Net zoals je conditie achteruit gaat als je niet voldoende sport, geldt dat kennelijk ook voor je kijkspieren. Steeds vaker moet het brilletje eraan te pas komen als mijn luie ogen het weer eens vertikken om te focussen, zoals op de kleine lettertjes van het pak cakemeel.
Wat een schrik, als ik nietsvermoedend even snel iets pak uit de bestekla. Zijn die kruimels er altijd geweest? En die spetters op de keukentegels? En dat stof op het aanrechtplintje? En, nog belangrijker, wil ik dat allemaal wel zo graag zien? Vertroebeling en verminderde poetsdrang passen perfect bij het levensritme van de rijpere vrouw. Dus toch maar beter die bril niet altijd op?

Nog zo’n teken van de tand des tijds is de verminderde souplesse van de huid, omgekeerd evenredig aan het stijgen der jaren. Maar ook daar is gelukkig wat aan te doen. Kwistige kwakken voedende bodylotions verdwijnen met gulzig opslorpend vermogen in mijn hongerige huid. Tot een paar dagen terug. Met een licht schuimeffect blijft de zachte crème op mijn hals en armen liggen. Zijn de poriën verzadigd? Toch blijf ik trouw smeren, volgens het persoonlijk parool van ‘pappen en nathouden’. Met Hollandse zuinigheid zet ik het bijna lege flesje op zijn kop voor de volgende dag.
Zo ver komt het niet. “Dit maak ik wel even op,” grist mijn echtgenoot en verdwijnt ermee onder de douche. Dat hij ook de crème de la crème van de bodybuilding heeft ontdekt, vind ik niet zo gek. Maar wat heeft dat voor zin als alles toch meteen weer wegspoelt?
Pas de volgende dag zie ik de door hem weggegooide fles in de prullenbak. Creamy shampoo.


zaterdag 26 mei 2012

Marokko watervast


een kijkje achter de deur van een andere cultuur


In gedachten zie ik ze nog, de piramides van kruiden, kleurrijke blikvangers in kerriegeel en saffraanrood. De verbaasde blikken van de jonge poesjes, hun vacht nog pluizig vers en onaangetast door een nooit meer weg te likken grijzig vuil. Op wiebelige pootjes wankelen zij de woeste wereld tegemoet, soms opgetild door een eeltige hand die hen terugzet achter de veilige beschutting van een roestig wiel.



In mijn hoofd galmen ze na, de doodskreten van de kippen, bij het ochtendkrieken nog rondscharrelend, een uurtje later als poulet in de kraam. Rode guillotineplekken in de nek, kakelverse kip zonder kop. Zelfs de trotse hanen doorlopen dezelfde circle of life. De rauwe kreten van de slachters doen de rest.

Ik ruik ze nog, die karakteristieke luchten van de medina’s van Fes en Marrakech, een mengsel van zoet fruit, kruiden en onbereid vlees. En niet te vergeten de vlagen van versgezette muntthee, klevend aan een mysterieuze ceremonie van inschenken: van zilverkleurig potje in de glaasjes en weer terug. Pas als de suiker in kolossale brokken helemaal is opgelost, is de toverdrank gereed.

Zodra een flard van mijn Nederlandse tongval wordt opgevangen, blijken ze voortdurend op scherp te staan, de verkopers van sierraden, sjaals en andere souvenirs. “Kijken kijken, maar niet kopen. Allesj gggratisj.” En dat ‘allemagggtig pragggtig’ kan ik op het laatst al helemaal niet meer horen.
Maar, wees eerlijk, zou ik anders reageren als er een leger wandelende portemonnees door mijn leefwereld paradeerde? Klikklakkend voor het vastleggen van herinneringen en daarna weer snel terug naar thuis?



Op weg naar de uitgang van die wirwarwereld van een fata morgana stappen mijn slippers door het nat. Maar niet over nadenken wat dat allemaal kan zijn. Op ooghoogte de gul glimmende paprika’s en pepers, op de grond knielend de oude vrouwtjes, rimpelige handjes hoopvol opgehouden, hun prevelende klanken ‘madame, monsieur’ bescheiden zacht. Kleurrijke kleden genoeg, maar geen tapijt om mee weg te vliegen. De enige zekerheid dat iedere dag de zon weer opgaat.



Foto’s maken is soms mensonterend, maar wie weerhoudt me van de feilloze werking van het fotografisch geheugen? De muilezels en paarden op Djemaa el Fna, het centrale plein van Marrakech, wachtend in de brandende zon. Twee aan twee aangespannen bij de koetsjes voor toeristen die de wereld van gekkigheid wil willen beleven, maar liefst op veilige afstand.
Nog erger de zwoegende ezeltjes voor de schillenkar, de rug soms bedekt met littekens van stok of zweep. Geen luxepaardjes, en de menner zelf ziet er niet veel glorieuzer uit.



Tussen al die ezels door weerklinkt een symfonie van eindeloos getoeter brommers, zo nu en dan onderbroken door het ‘Allah Akhbar’ van de imam. Even later zijn er de deinende bergen van mannenbillen. Buigen voor Allah dat doet iedereen.




De lassers, de houtbewerkers, de slachters en vooral de mannetjesmakers; stoer, wijduit en de handen in de zak. De pruttelende potten op het vuur - tajine, de Marokkaanse stoofschotel. Hier is nog tijd voor de maaltijdbereiding, en koken is een mannenzaak. Mijn grootste verbazing betreft de lichamelijkheid van de mannen - zoenen en omhelzen - in een land waar homo’s niet bestaan.



De scheiding der seksen houdt de maatschappij overzichtelijk. Moeders in kleurrijke gewaden, met in hun armen kostbare pakketjes in doeken gehuld. Op weg naar de kliniek op die ene dag dat prikken voor baby’tjes gratis zijn. De vrouwen bukkend bij de beken, omringd door veelkleurige natte doeken. Het vuil spoelt met het water mee.



Nooit vergeet ik de eindeloze glow in the dark van een nachtje slapen onder de sterrenhemel in de Sahara. De eindeloze oasestroken onder de palmen, waar rijke oogsten worden behaald dankzij een ingenieus irrigatiesysteem; via een kanaaltje met zanddammetjes krijgt ieder veldje bij tourbeurt het kostbare water. De oude nomadenman die iedere dag op de brommer water komt halen bij de put, 30 liter in iedere fles. 


Een vakantie is pas eigenlijk echt mooi als die een beetje een ontdekkingstocht is. Dat is gelukt, want ik heb het met eigen ogen gezien: het einde van de wereld. Midden in het Atlasgebergte, het dorpje Imlil, alleen bereikbaar voor stoere bergwandelaars en autorijders met stevige vierwieler en... een sterke maag.



Voor altijd zal ik ze koesteren: de blije blikken van het driejarige meisje naar de zelf geblazen zeepbellen, dansend in de lucht. Ook al is ze geboren in een tent bekleed met oude jassen en een handvat van een jerrycan als deuropener, hoe een bellenblazer werkt begrijpt ze intuïtief. 



Onze supermarkten kunnen er nog wat van leren! De verse bakgeuren in de broodbakkerij waar jongetjes de door hun moeders geknede en met doeken omwikkelde deegballen komen brengen, om te worden afgebakken in de centrale oven. Want ja, een fornuis thuis, dat is voor velen nog een luxeproduct.




Niet alleen in de stad, ook tussen de vele kashba's die als 'zandkastelen' uit het landschap oprijzen, wordt er hard gewerkt door de ezels. 


Ook de paardenkracht van de mensen is imponerend. Dat hier geen sportschool met powertraining in de buurt is, is geen groot gemis.


In het drukke verkeer van Marokko gebeuren verrassend weinig ongelukken. Zou dat komen doordat iedereen zo goed is ingespeeld op de eindeloze slierten auto’s kriskras door elkaar? Ritsen wordt hier niet geregeld met een verkeerslicht, maar met veel handgebaar en bijpassende mopperij en ‘wagga wagga’, ten teken van oké.

En zelfs iets dat er bij eerste oogopslag uitziet als een ernstig verkeersongeval, blijkt gewoon een vermoeide drommedaris die zichzelf even pauze gunt. 



Rondtrekkend door Marokko leer ik ook het verschil te zien tussen de oogopslag van Arabieren en Berbers. De eerste de machthebbers, de pettendragers van de gendarmerie. En de norse blik van de opperober in het grijze pak. Bij iedere afrekensessie op een hooggelegen terras in Marrakech staat hij paraat, aan zijn priemende blik ontsnapt geen enkele dirham.
Hoe anders de zienswijze van de Berbers, het natuurvolk uit de bergen en de woestijn. 


Ook zonder hun trotse blauwe gewaden en tulbanden, gevouwen van tien meter katoen, herken ik de zachtheid van hun diepbruine blikken en tegelijkertijd de kracht waarmee ze zich naar binnen boren. Voor hen is geld niet synoniem met geluk.
Een bewijs is het zilveren bedeltje, het handje van Fatimah voor levensgeluk, gekregen uit een goed hart van een Berberman, ook al kocht ik niets. 
Datzelfde geldt voor de gulle Berber die genoegen nam met mijn allerlaatste muntjes voor een sjaal met gouddraad, gesponnen op grote klossen midden op straat.
I love you,” roept zijn diepe basstem het kersvers geleerde zinnetje achter me aan. Ik weet zeker dat hij liefde heeft meegeweven in zijn kunstig handgeweven sjaal.



De allermooiste souvenirs zijn watervast, want die neem ik voor altijd mee in mijn hoofd en in mijn hart. Als we opstijgen van Marrakech, liggen daar ver in de diepte een heel andere stad en heel ander land dan twee weken terug. Nu hebben deze een gezicht gekregen.


Zodra we landen op Schiphol wordt het geroezemoes overstemd door smartphones voor een snelle melding aan het thuisfront. Pas als mijn eerste SMSje al is weggestuurd, realiseer ik me de gekkigheid van dit jachtige gedrag. Kastjes worden opengerukt, koffers worden opgetild. Geen tijd voor vreugde over een veilige landing, maar haast en stress. In de smalle slurf van het vliegtuig naar de aankomsthal is links en rechts inhalen toegestaan. Topdrukte!

Zelf houd ik even in achter een oude man op sloffen, ondersteund door zijn al even oude vrouw, gekleed in een lange mantel met capuchon. Ze lijken even hulpeloos en niet op hun plaats, maar ik weet precies waar ze perfect passen en voel een soort verbondenheid. Dankzij de kennismaking met een cultuur die zo anders is dan de mijne, maar die ik van heel nabij heb mogen beleven, al was het dan maar even. En dat verandert je beeld... voor altijd!